ECLI:NL:RBDHA:2023:21361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL23.13370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft op 18 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep terecht ingediend.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 837,-, rekening houdend met de ingeschakelde juridische hulp.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 27 juli 2023. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en de rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige en tijdige besluitvorming in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.13370
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. D.J. Keiman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Brock).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel (de aanvraag).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Kaya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3. Het beroep is daarom gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de rechtbank in haar zaak de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van 17 maart 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,6 niet mag toepassen. Dit omdat in dat geval de maximale beslistermijn van negen maanden, als vervat in artikel 5, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, wordt overschreden.
7. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In rechtsoverweging 5 van voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat de termijn van negen maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel een snelle als een zorgvuldige besluitvorming. De omstandigheid dat de termijn van negen maanden is of wordt overschreden, is één van de in deze afweging mee te wegen aspecten. Dit heeft de rechtbank bij het formuleren van de uitgangspunten voor het opleggen van een passende nadere termijn onderkend en meegewogen. De rechtbank past daarom ook in de zaak van eiseres de in de voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 geformuleerde uitgangspunten toe.
8. In het verweerschrift verzoekt verweerder om een langere termijn, namelijk zestien weken, omdat hij voornemens is om de zoon van eiseres te horen. Verweerder heeft twaalf weken nodig om het onderzoek af te ronden en vier weken om vervolgens een beslissing te nemen. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat er naar de zaak is gekeken om tot het verzoek van zestien weken te komen voor het afnemen van een gehoor. De rechtbank ziet geen reden om hier aan te twijfelen. Ook is er ter zitting gebleken dat er nog geen afnamedatum is voor het gehoor. Uit de gedingstukken blijkt dat het verweerschrift op 1 juni 2023 is ingediend, waarin verweerder heeft verzocht om een beslistermijn van zestien weken. Voor het bepalen van de beslistermijn zal de rechtbank daarbij aansluiting zoeken, echter wel gerekend vanaf de datum van het verweerschrift. In afwijking van de geformuleerde uitgangspunten in de voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 bepaalt de rechtbank daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.7
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
10. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.8
11. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.9
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
8 Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb en artikel 4:18 van de Awb.
9 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.