Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Het is juist dat de rechtbank de rechtmatigheid van dit besluit vol en ex-nunc moet toetsen. Die verplichting brengt, naar het oordeel van de rechtbank, echter niet met zich dat er een noodzaak of verplichting bestaat om alvorens op eisers beroep te beslissen een deskundige in te schakelen om een nader onderzoek in te stellen naar eisers ziektebeeld of de mogelijke gevolgen die dat ziektebeeld voor eiser kan hebben bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Ook vindt de rechtbank niet dat er aanleiding is verweerder op te dragen om, in het kader van de samenwerkingsverplichting, alsnog zo een deskundigen-onderzoek te laten verrichten. Daarbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat over het ziektebeeld van eiser al het nodige bekend is vanuit de in rechtsoverweging 2.3 vermelde brieven van Veldzicht. Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat hij er niet van overtuigd is dat een nader onderzoek naar het ziektebeeld van eiser nog wezenlijk kan bijdragen aan de beoordeling van de vraag die in de asielzaak van eiser vooral voorligt, namelijk of eiser ten gevolge van zijn ziektebeeld bij terugkeer naar zijn land van herkomst het risico loopt slachtoffer te worden van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Ook als van het door eiser zelf geschetste ziektebeeld moet worden uitgegaan, en gevolgd wordt dat eiser mensen actief benadert om hen te vertellen dat zij binnenkort zullen overlijden, en dat hij mogelijk ook al in zijn land van herkomst mensen tegen zich in het harnas heeft gejaagd op deze manier, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten naar voren gebracht om aan te nemen dat eiser vanwege zijn ziektebeeld bij terugkeer naar Nigeria vervolgd zal worden dan wel een reëel loopt op een met 3 EVRM strijdige behandeling. Daarbij betrekt de rechtbank de landeninformatie die naar voren komt in de redactionele artikelen waar zowel eiser als verweerder op hebben gewezen. In die artikelen staat informatie over culturele opvattingen in Nigeria over geestelijke gezondheid en de behandeling en bejegening van mensen met psychische aandoeningen in dat land. Net als verweerder, leidt de rechtbank uit die artikelen niet af dat een persoon met een psychiatrisch ziektebeeld als dat van eiser zodanig ernstig gediscrimineerd zal worden of een zodanig risico loopt op onmenselijke behandeling van de zijde van familie, vrienden, bekenden of andere medeburgers, dat aannemelijk is dat die persoon gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Daarbij komt nog dat eiser wel heeft aangevoerd dat niet aannemelijk is dat hij een sociaal netwerk heeft in Nigeria waarop hij na terugkeer kan terugvallen, maar daar heeft verweerder niet zonder meer van uit hoeven gaan. Uit het verslag van het gesprek tussen eiser en zijn gemachtigde blijkt dat eiser uit een klein dorp komt. Aangenomen kan worden dat daar nog familieleden, dan wel bekenden van hem wonen. Eiser heeft niet gesteld dat dit niet zo is. Eisers standpunt dat een cultureel antropoloog of landenexpert dient te worden aangesteld om deze risico’s verder te onderzoeken volgt de rechtbank niet. Naast de omstandigheid dat het in de eerste plaats aan de asielzoeker zelf is zijn asielaanvraag zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te staven, zou, bij gebreke van enige aanwijzingen voor vervolging of een 3 EVRM-risico, het benoemen door de rechtbank van (bijvoorbeeld) een cultureel antropoloog als deskundige niet in verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten.
6.2 Het beroep van eiser op het arrest X. tegen IPAT leidt niet tot een ander oordeel. Dat motiveert de rechtbank als volgt.
Het Hof van Justitie onderzoekt en beantwoordt in voormeld arrest de vraag of de samenwerkingsplicht van de beslissingsautoriteit verlangt een gerechtelijk-geneeskundig deskundige aan te stellen in de situatie dat “sprake is van aanwijzingen voor geestelijke gezondheidsproblemen
die het gevolg kunnen zijn van een traumatische gebeurtenis die zich in het land van herkomst heeft voorgedaan en het gebruik van een dergelijk deskundigenonderzoek noodzakelijk of relevant blijkt om te beoordelen welke internationale bescherming de verzoeker werkelijk nodig heeft..” (r.o. 61, cursivering door de rechtbank). In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat de geestelijke gezondheidsproblemen van eiser een gevolg zijn of kunnen zijn van een traumatische gebeurtenis in het land van herkomst. Eiser heeft tegenover zijn gemachtigde juist verklaard dat hij al zijn hele leven last heeft van visioenen. Daarnaast is, gelet op wat onder rechtsoverweging 6.1 is overwogen, evenmin gebleken dat een gerechtelijk-geneeskundig deskundigenonderzoek noodzakelijk of relevant is om te beoordelen welke internationale bescherming eiser werkelijk nodig heeft.