In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft vervolgens binnen de wettelijk gestelde termijn beroep ingesteld.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen hiermee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak zonder zitting behandeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder moet ook de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op € 209,25, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,-. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de eenvoud van de zaak en de beperkte belangen van eiser. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 29 december 2023.