In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 5 augustus 2022, en volgens de geldende regelgeving had verweerder uiterlijk op 3 november 2023 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 6 november 2023 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend, vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de wegingsfactor voor de proceskosten vastgesteld op 0,25, gezien de eenvoudige aard van de zaak en het beperkte belang van het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 29 december 2023 openbaar gemaakt.