In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 12 juli 2022 is ingediend en dat de beslistermijn op 12 oktober 2023 is verstreken. Eiser heeft verweerder op 14 oktober 2023 in gebreke gesteld, wat hem het recht gaf om beroep in te stellen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de beslistermijnen voor asielaanvragen zijn verlengd door het besluit WBV 2022/22, de termijn voor verweerder om een besluit te nemen inmiddels is verstreken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 29 december 2023.