In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 18 juni 2022 ingediend, en volgens de geldende regelgeving diende verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag te beslissen. Echter, door een wijziging in de regelgeving op 27 september 2022, werd de beslistermijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn op 18 september 2023 verstrijkt. Eiser heeft verweerder op 20 september 2023 in gebreke gesteld, nadat de termijn was verstreken.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiser recht heeft op een dwangsom. De rechtbank legt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast is het beroep van eiser gegrond verklaard, wat betekent dat hij recht heeft op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 209,25 toe aan eiser, rekening houdend met de wegingsfactor van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 december 2023, en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier.