ECLI:NL:RBDHA:2023:21287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL22.13310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in asielprocedure met betrekking tot alleenstaande vrouwen uit Somalië

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 december 2023, wordt een tussenuitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag, alsook het beroep tegen het bestreden besluit waarin haar aanvraag is afgewezen. Eiseres heeft op 3 september 2021 haar asielaanvraag ingediend en heeft op 10 oktober 2022 een afwijzing ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan het 'alleenstaande vrouwen beleid' voor Somalië. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres in redelijkheid kan worden verwacht dat zij de verbroken gezinsband met haar stiefmoeder en vader herstelt. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en heropent het onderzoek met betrekking tot het beroep tegen het bestreden besluit. De Staatssecretaris krijgt de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na bekendmaking van deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13310

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

Procesverloop

Op 3 september 2021 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend.
Op 29 april 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
Op 12 juli 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag.
Bij besluit van 10 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft op 26 oktober 2022 beroepsgronden tegen het bestreden besluit ingediend.
Verweerder heeft op 24 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar asielaanvraag. Verweerder heeft op 10 oktober 2022 alsnog een besluit genomen op de asielaanvraag van eiseres. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
De rechtbank overweegt dat verweerder met het bestreden besluit niet aan het beroep van eiseres tegemoet is gekomen. De asielaanvraag van eiseres is bij het bestreden besluit namelijk afgewezen als ongegrond. Het beroep richt zich daarom mede tegen het bestreden besluit.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag
2. Omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen op de asielaanvraag van eiseres, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom verklaart de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3348).
Beroep tegen het bestreden besluit
De asielaanvraag
3.1.
Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 3 september 2021 een asielaanvraag ingediend.
3.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres woonde samen met haar stiefmoeder en haar jongere broer en (stief)zussen (en soms haar vader) in Mogadishu. Eiseres is door haar stiefmoeder regelmatig (ernstig) mishandeld. In 2019 heeft eiseres een relatie gekregen met [naam 2]. Toen haar stiefmoeder hiervan op de hoogte raakte, heeft zij eiseres geslagen en gezegd dat zij van plan is eiseres uit te huwelijken aan haar broer. Eind 2019 is eiseres in het geheim met [naam 2] getrouwd. Toen haar stiefmoeder en vader hiervan op de hoogte raakten, hebben zij eiseres geslagen en meegenomen naar Warshubo om haar uit te huwelijken aan de broer van de stiefmoeder. In een huis in Warshubo hebben haar stiefmoeder en vader eiseres drie dagen lang vastgebonden aan een paal. Op de vierde dag mocht eiseres alleen naar het toilet. Zij heeft toen kans gezien om Warshubo te ontvluchten. Met een auto is zij terug naar Mogadishu gereisd. Daar heeft zij bijna een jaar ondergedoken gezeten in de woning van een vriendin van haar moeder. Haar stiefmoeder en vader waren in die tijd op zoek naar haar. In 2021 is eiseres, samen met die vriendin van haar moeder, naar Turkije vertrokken. Bij terugkeer naar Somalië vreest zij opnieuw slachtoffer te zullen worden van haar stiefmoeder en door haar te zullen worden uitgehuwelijkt.
Het bestreden besluit
4.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Mishandeling door stiefmoeder en vader;
3. Geheim huwelijk met [naam 2] en uithuwelijking door stiefmoeder en vader.
4.2.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres (element 1) geloofwaardig. Verweerder heeft element 2, met uitzondering van de mishandelingen die plaatsvonden in de context van het geheime huwelijk met [naam 2] en de uithuwelijking, eveneens geloofwaardig geacht. Het geheime huwelijk met [naam 2] en de uithuwelijking (element 3) heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Het geloofwaardig geachte element 1 en het geloofwaardig geachte onderdeel van element 2 leveren volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond hiervan niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Somalië een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt. Aangaande dit laatste heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte mishandelingen niet voldoen aan de eisen van zwaarwegendheid, dat eiseres niet valt onder het beleid in paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nu Al-Shabaab niet in Mogadishu aan de macht is en dat eiseres niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw in de zin van paragraaf C7/30.4.3 van de Vc. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
‘Alleenstaande vrouwen beleid’
5. Eiseres voert in dit kader aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw als bedoeld in paragraaf C7/30.4.3 van de Vc. Zij stelt dat van haar in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij terugkeert naar haar stiefmoeder en vader, gelet op de gebeurtenissen in het verleden, waaronder in ieder geval de geloofwaardig geachte mishandelingen door haar stiefmoeder. Voor zover verweerder meent dat eiseres zich kan vestigen bij haar broer en/of (stief)zussen, voert eiseres aan dat die nog minderjarig zijn en deel uitmaken van het gezin van haar stiefmoeder en vader.
5.1.
Het landgebonden beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somalië is neergelegd in paragraaf C7/30.4.3 van de Vc en luidt als volgt.
Aan een alleenstaande vrouw uit Somalië verleent de IND in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Bij de beoordeling of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt in ieder geval meegewogen dat:
1. zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Somalië met wie zij kan gaan samenleven;
2. de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;
3. er geen familielid tot in de derde graad of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.
5.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet als alleenstaande vrouw in vorenbedoelde zin kan worden aangemerkt en daarom niet onder het ‘alleenstaande vrouwen beleid’ voor Somalië valt. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.3.
Verweerder heeft zich – naar het oordeel van de rechtbank terecht, gelet op het ongeloofwaardig geachte element 3 – niet op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan punt 1 van het ‘alleenstaande vrouwen beleid’.
5.4.
Verweerder heeft zich wel op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan punt 2 van het ‘alleenstaande vrouwen beleid’.
5.4.1.
In het voornemen (pagina 6) heeft verweerder in dit verband (onder meer) de volgende motivering gegeven: “
Hierdoor wordt niet aangenomen dat betrokkene het voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een onherstelbaar verbroken gezinsverband. Er mag daarom redelijkerwijs van betrokkene worden verwacht hiernaar terug te keren om te pogen dit te herstellen.” In het bestreden besluit (pagina 7) heeft verweerder hierover (onder meer) het volgende vermeld: “
Nu betrokkene naast haar vader en stiefmoeder, ook nog een broer en zussen heeft, kan van betrokkene verwacht worden dat ze bij terugkeer de familieband herstelt met haar vader en stiefmoeder.
5.4.2.
Hoewel verweerder er ter zitting een andere lezing op nahield, blijkt uit het voornemen en het bestreden besluit evident dat verweerder daarin – naar het oordeel van de rechtbank terecht, gelet op de verklaring van eiseres tijdens het aanmeldgehoor (pagina 12), en ook ter zitting, dat zij geen contact meer heeft met haar vader en stiefmoeder – het standpunt heeft ingenomen dat de gezinsband tussen eiseres en haar vader en stiefmoeder is verbroken. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit verder echter op het standpunt gesteld dat van eiseres in redelijkheid kan worden verwacht dat zij de gezinsband met haar vader en stiefmoeder herstelt.
5.4.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder de mishandelingen van eiseres door haar stiefmoeder en vader, die niet in de context van het geheime huwelijk en de uithuwelijking hebben plaatsgevonden, heeft geloofd. Dit betekent dat verweerder de volgende verklaringen van eiseres heeft geloofd.

Voordat ik eten begon te koken kwam ik laat van werk thuis. Terwijl ik bezig was met het koken van eten, duwde zij mij naar waar het vuur was. Ik ben toen verbrand.” (pagina 6 rapport nader gehoor)

Op een dag moest ik eigenlijk bij een gezin veel kleding wassen, daardoor kwam ik laat. Toen heeft ze mij mishandeld. Ook hier. Ik was verwond. [Opmerking rapporteur: betrokkene wijst naar de bovenkant van haar hoofd.] […] Ik had heel veel bloedingen. Er was een grote snee op mijn hoofd. Ik was toen ook flauwgevallen. Toen ik bewust werd, ging ik naar een buurvrouw. Zij heeft mij naar een apotheek gebracht. Ze hebben toen mijn hoofd gehecht en de bloeding gestopt. Ik wilde toen weg van haar, maar die vrouw heeft mij gezegd: ‘Nee, als je weggaat dan gaan ze jou opzoeken. Je hebt nog zusjes en een broertje. Ga terug. Ik adviseer je om terug te gaan’. Ik ben teruggegaan.” (pagina 6 rapport nader gehoor)

Ik haat haar. Ik haat haar. Ze sloeg mij altijd. […] Ze vernederde mij. Ze sloeg mij. De andere kinderen gingen naar school. Ze heeft mij nooit één dag blij gemaakt.” (pagina 7 van het rapport nader gehoor)
Uit deze verklaringen volgt dat het ging om regelmatige en ook ernstige mishandelingen door de stiefmoeder (die mogelijk op zichzelf al een schending van artikel 3 van het EVRM inhielden). Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank, vanuit menselijk oogpunt bezien, in beginsel in redelijkheid niet van eiseres worden verwacht dat zij poogt om de gezinsband met haar vader en stiefmoeder te herstellen en naar hen terugkeert. Dat zou slechts anders zijn als er concrete aanknopingspunten bestaan dat eiseres bij terugkeer niet opnieuw zal worden blootgesteld aan mishandeling door haar stiefmoeder en vader. Dergelijke aanknopingspunten zijn door verweerder niet gesteld en zijn overigens ook niet gebleken. Verweerder heeft in dit verband in het bestreden besluit nog gesteld dat eiseres ondanks de mishandelingen bij haar stiefmoeder is gebleven en dat die mishandelingen niet de directe aanleiding hebben gevormd voor haar vertrek uit Somalië. Dit moge weliswaar zo zijn, maar dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat van eiseres in redelijkheid kan worden verwacht dat zij poogt om de gezinsband te herstellen. Uit deze omstandigheden volgt namelijk niet dat eiseres niet opnieuw blootgesteld zal worden aan mishandeling door haar stiefmoeder en vader en bovendien werd haar handelen destijds ingegeven door bedreigingen van de zijde van haar stiefmoeder en door situationele omstandigheden, zoals de omstandigheid dat zij bijdroeg aan het onderhoud van haar jongere broer en (stief)zussen (zie het tweede citaat hierboven), die zich thans niet meer voordoen.
5.4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat in redelijkheid van eiseres kan worden verwacht dat zij poogt om de verbroken gezinsband met haar stiefmoeder en vader te herstellen en zich bij hen voegt in Somalië. Aldus heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan punt 2 van het ‘alleenstaande vrouwen beleid’.
5.5.
Voor zover verweerder met zijn toelichting dat eiseres in Somalië ook nog een broer en zussen heeft (pagina 7 van het bestreden besluit) het standpunt heeft ingenomen dat eiseres ook niet voldoet aan punt 3 van het ‘alleenstaande vrouwen beleid’, overweegt de rechtbank dat dit standpunt evenmin deugdelijk is gemotiveerd. Uit de verklaringen van eiseres volgt namelijk dat haar broer en (stief)zussen minderjarig zijn (althans jonger zijn dan zij zelf) en onderdeel uitmaken van het gezin van haar stiefmoeder en vader (pagina’s 10 en 11 van het rapport aanmeldgehoor). Er is dus geen sprake van een zelfstandig wonende broer of zus waarbij eiseres zich in Somalië kan vestigen.
5.6.
Het vorenstaande, in samenhang bezien, leidt tot de slotsom dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet kan worden aangemerkt als een alleenstaande vrouw als bedoeld in het ‘alleenstaande vrouwen beleid’ voor Somalië (paragraaf C7/30.4.3 van de Vc). In het verlengde hiervan is evenmin deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een asielvergunning ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw op grond van het ‘alleenstaande vrouwen beleid’.
Tussenconclusie en geschilbeslechting
6. Het bestreden besluit is gezien het vorenstaande in strijd met artikel 3:46 van de Awb genomen.
6.1.
Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet echter geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, nu het hiervoor geconstateerde gebrek niet in de beroepsfase door verweerder is hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, nu het primair aan verweerder is om op een asielaanvraag te beslissen. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Met inachtneming van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank daarom een tussenuitspraak.
6.2.
Dat herstellen kan verweerder doen door in een aanvullend schrijven alsnog, met inachtneming van deze uitspraak (overwegingen 5.1. tot en met 5.6.), deugdelijk te motiveren dat en waarom eiseres niet onder het ‘alleenstaande vrouwen beleid’ voor Somalië (paragraaf C7/30.4.3 van de Vc) valt. De rechtbank geeft verweerder hierbij in overweging om eiseres in dit kader aanvullend te horen over de actuele feitelijke situatie. Uiteraard kan verweerder er ook voor kiezen om de asielaanvraag van eiseres alsnog in te willigen.
6.3.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na de dag van bekendmaking van deze tussenuitspraak. Als verweerder gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zal de rechtbank eiseres daarna in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de wijze waarop verweerder het gebrek heeft gepoogd te herstellen.
6.4.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, dient hij dit binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze tussenuitspraak schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken.
6.5.
In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
6.6.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit laatste betekent onder meer dat zij over de overige beroepsgronden en de proceskosten (zowel in verband met het ‘beroep niet tijdig beslissen’ als in verband met het beroep tegen het bestreden besluit) nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk;
- heropent het onderzoek met betrekking tot het beroep tegen het bestreden besluit;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt verweerder op, indien hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt, dit binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze tussenuitspraak schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.