ECLI:NL:RBDHA:2023:21237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Ugandese nationaliteit te hebben, betwist deze beslissing en voert aan dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen, wat zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er in Frankrijk sprake is van ernstige tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem. Hoewel er problemen zijn gerapporteerd, is niet bewezen dat deze zodanig zijn dat eiser bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een schending van zijn rechten. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich aan hun verplichtingen houden. Eiser heeft ook geen overtuigende argumenten aangedragen dat zijn psychische problemen een reden vormen om zijn aanvraag inhoudelijk te behandelen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn mogelijkheden voor eiser om in verzet te gaan tegen de uitspraak.