ECLI:NL:RBDHA:2023:21219
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Staatssecretaris had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser stelde dat de beslistermijnen van asielaanvragen, zoals vastgelegd in het besluit WBV 2022/22, niet geldig waren verlengd en dat hij de Staatssecretaris niet prematuur in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn in dit geval met negen maanden was verlengd, waardoor de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Pas na het verstrijken van de termijn van twee weken kan beroep worden ingesteld. Aangezien de ingebrekestelling van eiser niet voldeed aan de wettelijke vereisten, was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken ter onderbouwing van haar beslissing en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State, mocht hij het niet eens zijn met deze beslissing.