ECLI:NL:RBDHA:2023:21219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.16132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Staatssecretaris had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser stelde dat de beslistermijnen van asielaanvragen, zoals vastgelegd in het besluit WBV 2022/22, niet geldig waren verlengd en dat hij de Staatssecretaris niet prematuur in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn in dit geval met negen maanden was verlengd, waardoor de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Pas na het verstrijken van de termijn van twee weken kan beroep worden ingesteld. Aangezien de ingebrekestelling van eiser niet voldeed aan de wettelijke vereisten, was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken ter onderbouwing van haar beslissing en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State, mocht hij het niet eens zijn met deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16132
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.M.M. Heilbron),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.³ Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.⁴ Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 29 oktober 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 29 januari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 12 mei 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.