ECLI:NL:RBDHA:2023:21214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
23_6662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na diagnose drugsmisbruik

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag na een diagnose van drugsmisbruik. Het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat op 2 oktober 2023 werd genomen, leidde tot bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker op goede gronden is gedaan. Verzoeker was eerder staande gehouden door de politie na gevaarlijk rijgedrag, waarbij een hoge waarde van THC in zijn bloed werd gemeten. De diagnose drugsmisbruik werd vastgesteld door een keurend psychiater, die op basis van verschillende observaties en het psychiatrisch rapport tot deze conclusie kwam. Verzoeker betwist de diagnose en stelt dat er geen sprake is van drugsmisbruik, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de diagnose voldoende onderbouwd is.

De voorzieningenrechter benadrukt dat het algemeen belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand blijft. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker waarschijnlijk niet zal leiden tot een andersluidend besluit, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6662

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: I. Metaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker ten aanzien van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
1.1.
Met het besluit van 2 oktober 2023 heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Op 26 januari 2023 is verzoeker door de politie staande gehouden na gevaarlijk rijgedrag en verschillende verkeersovertredingen die hij uitvoerde op een motorscooter. In zijn bloed werd een waarde van 12 mg/L tetrahydrocannabinol (THC) gemeten (grenswaarde: 3 mg/L). Verweerder heeft daarom een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid opgelegd en de werking van zijn rijbewijs geschorst. [1] De keurend psychiater heeft vervolgens in zijn psychiatrisch rapport de diagnose drugsmisbruik in de zin van de wet vastgesteld. [2] Verweerder heeft op grond daarvan het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard. [3]
Wat vindt verzoeker?
3. Verzoeker stelt dat er geen sprake is van drugsmisbruik en dat zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard. Het rapport van de keurend psychiater vertoont zodanige gebreken dat verweerder dit niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het besluit. De diagnose lijkt enkel te zijn gebaseerd op de antwoorden tijdens de anamnese van verzoeker, terwijl er voldoende contra-indicaties bestaan die onderschrijven dat er geen sprake is van drugsmisbruik.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Spoedeisend belang
4. Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen moet er sprake zijn van onverwijlde spoed. [4] Verzoeker geeft aan zijn rijbewijs nodig te hebben voor zijn werk. Hij heeft een eenmanszaak en zijn werkzaamheden bestaan uit het leggen van kabels en het graven van geulen door heel Zuid-Holland. Zijn financiële reserves zijn vanwege de schorsing grotendeels uitgeput, wat wordt bevestigd door zijn boekhouder. Vanwege de hoge kosten is het voor hem niet mogelijk om (tijdelijk) iemand in te huren die hem naar opdrachtlocaties kan brengen. Verzoeker heeft zijn spoedeisend belang hiermee voldoende onderbouwd.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
5. Verweerder mag in beginsel afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht. In een geval waarbij de diagnose drugsmisbruik in de zin van de wet is vastgesteld, bestaat er slechts aanleiding om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. [5]
6. De diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’ [6] ten behoeve van rijbewijszaken is een beschrijvende diagnose door keurende psychiaters in het geval er onvoldoende criteria zijn voor de diagnose drugsafhankelijkheid, maar er wel voldoende symptomen of observaties aanwezig zijn die voor de arts doorslaggevend zijn om te concluderen dat er sprake is van aan drugsgebruik gerelateerde problemen. Om tot een diagnose te kunnen komen heeft de psychiater de anamnese, het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, en het laboratoriumonderzoek als instrumenten tot zijn beschikking. De diagnose kan niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese. Reden daarvoor is dat de betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is, omdat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden. Daarom kan de diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’ alleen worden verkregen met de hulp van meerdere aanwijzingen die deze diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor aanwezigheid van drugsproblemen. Deze aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Daarnaast is het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge bloedwaarde aan drugs een aanwijzing voor tolerantie en daarmee voor de aanwezigheid van problemen met het gebruik van drugs. In dat verband kan worden gedacht aan het kunnen besturen van een auto (hier motorscooter) onder invloed van hoge bloedwaarde drugs. [7]
7. Kortgezegd staat er in het psychiatrisch rapport dat er bij verzoeker sprake is van drugstolerantie en dat verzoeker weinig tot geen effect voelt ondanks een hoge THC-waarde in zijn bloed. Ook is er sprake van onderrapportage. Tijdens de aanhouding heeft verzoeker verklaard dagelijks cannabis te gebruiken, en dit heeft hij bij het psychiatrisch onderzoek bijgesteld naar twee keer per week. Daarbij komt dat er een tegenstrijdigheid zit tussen de gemeten bloedwaarde van 12 mg/L, en de verklaringen van verzoeker dat hij ruim 20 uur voor de aanhouding slechts een kleine hoeveelheid THC had ingenomen. Dat duidt ofwel op later gebruik, dan wel op onderrapportage door verzoeker over zijn gebruik. Verzoeker was bekend was met de consequenties omdat hij vijftien jaar geleden al eens een soortgelijk traject heeft doorlopen met betrekking tot alcoholmisbruik. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige gewetensfunctie, omdat verzoeker reed zonder geldig rijbewijs en heeft hij het risico aanvaard dat hij zijn rijbewijs kon kwijtraken ondanks dat hij daarvan voor zijn werk en privéleven afhankelijk is. De psychiatrische diagnose is dan ook op meerdere relevante bevindingen gebaseerd.
8. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat er, kort en zakelijk samengevat, op neerkomt dat er in de wetenschap en literatuur te weinig kennis bestaat over de gevolgen van drugsgebruik. Van een keurend psychiater wordt verwacht dat hij de nodige kennis heeft over drugsgebruik en er bestaat in dit geval geen reden om daaraan te twijfelen. De psychiater heeft in zijn rapport ook verwezen naar relevante medische literatuur die zijn diagnose ondersteunt. Bovendien had verzoeker een vier keer hogere THC-waarde in zijn bloed dan wettelijk is toegestaan om in het verkeer te mogen deelnemen. Dat de verdere bevindingen afzonderlijk van elkaar volgens verzoeker niet de conclusie kunnen dragen dat er sprake is van drugsmisbruik in ruime zin, wordt niet miskent. Zoals de keurend psychiater heeft aangegeven in zijn rapport hoeven de bevindingen afzonderlijk niet concludent te zijn, maar is juist de combinatie suspect voor drugsproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het psychiatrisch rapport voldoende concludent is.
9. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat het algemene belang van de verkeersveiligheid zwaarder moet wegen dan de individuele belangen van verzoeker bij het hebben van een geldig rijbewijs. Het rijbewijs van verzoeker is op goede gronden ongeldig verklaard.
10. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het bezwaar van verzoeker waarschijnlijk niet leiden tot een andersluidend besluit. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het rijbewijs van verzoeker ongeldig blijft.
12. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 131, eerste lid, van de WVW.
2.Zoals omschreven in paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
3.Op grond van artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, in samenhang met artikel 27, sub b, van de Regeling in het belang van de verkeersveiligheid.
4.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling),
6.Veel rechtspraak ziet op ‘alcoholmisbruik in ruime zin’. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat deze overwegingen ook gelden voor de diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’. Zie ook de uitspraak van de Afdeling, van 13 september 2023, (ECLI:NL:RVS:2023:3484), r.o. 9.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling, van 24 april 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:1339).