ECLI:NL:RBDHA:2023:2118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvragen met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, gaat het om het beroep van eisers, een echtpaar met vijf kinderen, tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De asielaanvragen zijn op 24 oktober 2018 ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft pas op 30 juni 2021 besloten deze aanvragen af te wijzen. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft deze beroepen niet-ontvankelijk verklaard omdat de besluiten inmiddels waren ingetrokken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak van 6 juli 2022 een nieuw besluit te nemen op de asielaanvragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvragen bekend te maken. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een hogere dwangsom op te leggen, omdat niet is gebleken dat verweerder sinds 24 mei 2022 in het geheel geen activiteiten heeft verricht.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 418,50, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1480

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] en zijn echtgenote [naam eiseres] , eisers,

mede namens hun vijf kinderen,
V-nummers: [V-nummer A] , [V-nummer B] , [V-nummer C] , [V-nummer D] , [V-nummer E] , [V-nummer F] en [V-nummer G] ,
(gemachtigde: mr. N.C. Blomjous),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen.
1.1.
Eisers hebben op 24 oktober 2018 een asielaanvraag gedaan.
1.2.
Bij besluiten van 30 juni 2021 heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
1.3.
Eisers hebben tegen deze besluiten op 26 juli 2021 beroep ingesteld, met de zaaknummers NL21.12171 en NL21.12173.
1.4.
Bij brief van 24 mei 2022 heeft verweerder meegedeeld dat hij de besluiten van 30 juni 2021 heeft ingetrokken en opnieuw op de asielaanvragen van eisers zal beslissen.
1.5.
Bij afzonderlijke uitspraken van 6 juli 2022 (NL21.12171 en NL21.12173) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam die beroepen voor zover gericht tegen de ingetrokken besluiten van 30 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard, de beroepen opgevat als mede gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvragen van 24 oktober 2018, de beroepen in zoverre gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van die uitspraken een besluit op de asielaanvragen van eisers te nemen.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder nog geen nieuw besluit op de asielaanvragen van eisers heeft genomen. Het beroep is daarom gegrond.
4. Omdat verweerder nog geen nieuwe besluiten heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 31 januari 2023, met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560), gevraagd hem een beslistermijn op te leggen van acht weken, omdat eisers reeds (aanvullend) zijn gehoord. Gezien het tijdsverloop sinds dat verzoek en gezien het belang van een zorgvuldige besluitvorming zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit neemt op de asielaanvragen van eisers.
5. Gelet op voornoemde rechtspraak van de Afdeling ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijn van zes weken overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,
-overeenkomstig de vaste, in uitspraken neergelegde, praktijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen nu niet is gebleken dat verweerder sinds 24 mei 2022 in het geheel geen activiteiten heeft verricht. Eisers zijn op 13 oktober 2022 nog aanvullend gehoord.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.