Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
“Dat heb ik niet gezegd. Ik wil graag van u horen hoe wij verder gaan. In de eerste zes pagina’s[van de pleitnotitie van [gemachtigde] , toevoeging wrakingskamer]
lees ik al verschillende nieuwe verzoeken aan de rechtbank, ik ga geen nieuwe verzoeken behandelen. De zitting is een sluitstuk.”. De wrakingskamer is van oordeel dat daaruit niet valt af te leiden dat de rechters al enige beslissing hadden genomen over hoe de behandeling van de zaak verder zou gaan verlopen. Evenmin valt daaruit af te leiden dat door de rechters niet meer zou worden bekeken, in het kader van de toetsing aan artikel 8:42 Awb, of door de inspecteur alle voor de zaak relevante stukken aan de rechtbank zijn toegestuurd en evenmin dat zij niet meer zouden beoordelen of het horen van getuigen aangewezen is. Uit het proces-verbaal van de zitting en de toelichting van de voorzitter ter zitting van de wrakingskamer blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer juist dat dit alles nog volledig openlag. De voorzitter heeft de gemachtigde van verzoeker, in het licht van de tijd die voor de zitting was uitgetrokken (45 minuten), meermaals uitgenodigd om mee te denken over het verdere verloop van de zaak. Zoals de voorzitter ter zitting van de wrakingskamer heeft toegelicht, waren er verschillende mogelijkheden: de behandeling van de zaak schorsen, de behandeling van de zaak aanhouden etcetera. Voor zover de gemachtigde van verzoeker niet heeft begrepen wat de voorzitter met de uitnodiging (“hoe nu verder?”) bedoelde, had het op haar weg gelegen om op dat moment door te vragen op dit punt. De hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken leidt naar het oordeel van de wrakingskamer niet tot de conclusie dat sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.