ECLI:NL:RBDHA:2023:21147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Spanje
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling nemen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan, omdat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Spanje. De rechtbank overweegt echter dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van dit beginsel, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de situatie in Spanje niet zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. Eiser heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn asielaanvraag niet op een behoorlijke manier in Spanje zal worden behandeld.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en bekendgemaakt op 18 december 2023.