ECLI:NL:RBDHA:2023:21147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
NL23.34906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling nemen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan, omdat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Spanje. De rechtbank overweegt echter dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van dit beginsel, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de situatie in Spanje niet zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. Eiser heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn asielaanvraag niet op een behoorlijke manier in Spanje zal worden behandeld.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en bekendgemaakt op 18 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34906
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
2 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Er is sprake van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiser verwijst in dit verband naar het AIDA rapport over Spanje van april 2022 (update 2021), paragraaf 2.7, waarin volgens eiser staat dat er serieuze indicaties zijn voor systematische tekortkomingen in het asielsysteem en de asielopvang in Spanje die kunnen leiden tot een behandeling strijdig met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Eiser wijst ook op een rapport van Amnesty International, dat ook wordt genoemd in het AIDA rapport, waarin erop wordt gewezen dat Spanje zich schuldig maakt aan illegale pushbacks. Het claimakkoord garandeert enkel dat Spanje eiser terugneemt, maar niet dat zijn verzoek om internationale bescherming daadwerkelijk in behandeling wordt genomen. Verder is er sprake van discriminatie in Spanje en is het niet aannemelijk dat eiser de mogelijkheid zal hebben om te klagen bij de Spaanse autoriteiten.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd in haar uitspraken van 27 januari 2023 en 20 juli 2023.2 Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Spanje overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Spanje. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.3
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht stelt dat ten aanzien van Spanje nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en dat het AIDA-rapport en het rapport van Amnesty International daaraan niet afdoen. In het door eiser genoemde AIDA-rapport staat bovengenoemde stelling van eiser niet met zoveel woorden vermeld. Verder is de rechtbank van oordeel dat hoewel uit het door eiser genoemde AIDA-rapport en overigens ook uit het meer recente AIDA-rapport van 2023 (update 2022), kan worden opgemaakt dat er problemen zijn met de opvang in Spanje, is niet gebleken dat die problemen dusdanig zijn dat deze de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken als bedoeld in het arrest Jawo van het Hof van Justitie.4 Het door eiser genoemde AIDA-rapport (en dus ook het daarin vermelde rapport van Amnesty International) is meegewogen in de hiervoor reeds genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023 en was geen aanleiding om ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De staatssecretaris heeft verder terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2023 waar de Afdeling overweegt dat de situatie met betrekking tot de opvangfaciliteiten zoals beschreven in het AIDA-rapport
2 Afdeling, 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364 en Afdeling, 20 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2803.
3 Zie bijvoorbeeld Afdeling, 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
4 Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
uit 2023 niet zodanig afwijkt van hetgeen over de opvangfaciliteiten uit het AIDA-rapport uit 2022 blijkt, zodat ook dat geen aanleiding is om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Eisers overige stellingen op dit punt maken het voorgaande niet anders. Eiser heeft deze stellingen in het geheel niet geconcretiseerd en onderbouwd.
Verder garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen. Als eiser toch geen toegang tot de asielprocedure of opvang krijgt, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. De rechtbank begrijpt dat eiser aanvoert dat dit artikel ten onrechte niet toegepast, gelet op hetgeen wat hiervoor is aangevoerd. Gelet op wat hiervoor is aangevoerd en overwogen in het kader interstatelijk vertrouwensbeginsel is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door eiser aangevoerde omstandigheden terecht geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.