ECLI:NL:RBDHA:2023:21098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdige beslissing op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 7 november 2022 ingediend en betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking is getreden. Eiser stelt dat verweerder niet prematuur in gebreke is gesteld en verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een ingebrekestelling moet worden gedaan voordat beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van 12 mei 2023 te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn door de WBV 2022/22 met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 7 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin is geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van toepassing was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 11 juli 2023.