ECLI:NL:RBDHA:2023:21077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
NL23.16685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvragen tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eisers hebben ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis en een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep terecht ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder alsnog binnen twaalf weken na de verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-, evenals het griffierecht van € 184,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in zaken die betrekking hebben op minderjarigen en de rechten van het kind.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16685
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1], met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 2] ,met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 3], met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 4], met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 5], met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 6], met V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 7], met V-nummer: [V-nummer] .
Hierna gezamenlijk: eisers (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Arts).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis, alsmede een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin’ (als geheel hierna te noemen: de aanvraag). Eisers beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige dochter/zus, [referente] (referente).
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Dijkman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer T. Arts.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
3. Eisers verzoeken de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hieraan een rechterlijke dwangsom te verbinden.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.2 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.3
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.4 Verweerder heeft in het verweerschrift van 3 juli 2023 gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk twintig weken. Verweerder heeft in dit verweerschrift toegelicht dat hij meer tijd nodig heeft om op de aanvraag van eisers te beslissen, omdat hij voornemens is herstel verzuim te bieden om de aanvragen compleet te maken en van plan is nader onderzoek te doen, in de vorm van een gehoor. Verweerder is in de brief van 27 juli 2023 teruggekomen op de gevraagde beslistermijn van twintig weken. In deze brief heeft verweerder aangegeven dat per abuis in het verweerschrift van 3 juli 2023 is vermeld dat verweerder voornemens is om herstel verzuim te bieden. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de oudste broer van referente nog moet worden gehoord om de afhankelijkheidsrelatie te beoordelen en dat er nog documenten liggen die door Bureau Documenten beoordeeld moeten worden. Verweerder vraagt daarom om een beslistermijn van zestien weken.
6. Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat de rechtbank in hun zaak de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van 17 maart 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,5 niet mag toepassen. Dit omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van minderjarigen, het handvest of de rechten van het kind. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat voornoemde uitgangspunten niet mogen worden toegepast omdat de maximale beslistermijn van negen maanden, als vervat in artikel 5, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, wordt overschreden.
7. De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. In rechtsoverweging 5 van voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat de termijn van negen maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel een snelle als een zorgvuldige besluitvorming. De omstandigheid dat de termijn van negen maanden is of wordt overschreden, is één van de in deze afweging mee te wegen
2 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
aspecten. Dit heeft de rechtbank bij het formuleren van de uitgangspunten voor het opleggen van een passende nadere termijn onderkend en meegewogen.
8. De rechtbank ziet in de voorliggende zaak aanleiding af te wijken van de hiervoor geformuleerde uitgangspunten. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder een lange tijd heeft stilgezeten, er geen datum van gehoor van de oudste broer bekend is en dat verweerder ter zitting niet heeft kunnen concretiseren welke documenten nog door Bureau Documenten beoordeeld zouden moeten worden. De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat referente minderjarig is. Verweerder krijgt twaalf weken om op de aanvraag van eisers te beslissen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank passend om tot een zorgvuldige beslissing op de aanvraag te komen. De termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak. Gelet op het hiervoor genoemde onderzoek ziet de rechtbank thans geen aanleiding om – zoals door eisers is verzocht – de zaak van de oudste broer van referente af te splitsen en voor de rest van de familie een beslistermijn van vier weken op te leggen. Daarbij staat het verweerder uiteraard vrij om ten aanzien van de andere familieleden eerder een besluit te nemen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.6
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen twaalf weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.7

Beslissing

6 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
7 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.