ECLI:NL:RBDHA:2023:2100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiser, die eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontving. Eiser had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar deze was aanvankelijk afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na bezwaar werd de aanvraag alsnog goedgekeurd, maar eiser was het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid die was vastgesteld. De rechtbank benoemde een deskundige om de medische situatie van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiser op de datum in geding, 17 september 2019, niet volledig arbeidsongeschikt was en dat de beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsarts juist waren. De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat er geen aanleiding was om van dit oordeel af te wijken. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de WIA-uitkering terecht was toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: P.P.J.L. Appelman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

In het besluit van 17 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 17 september 2019 afgewezen.
In het besluit van 13 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en per 17 september 2019 alsnog een WIA-uitkering aan eiser toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om op een aantal vragen van de rechtbank antwoord te geven.
Met het rapport van 18 februari 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op de door de rechtbank gestelde vragen gereageerd.
In de brief van 14 maart 2022 heeft eiser hierop gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens verzekeringsarts I.A.K. Snels (hierna: de deskundige) als deskundige benoemd om eiser te onderzoeken. Op 19 september 2022 heeft de deskundige aan de rechtbank gerapporteerd.
Partijen hebben op het rapport gereageerd.
De rechtbank heeft de deskundige verzocht om op de reactie van eiser te reageren, hetgeen zij heeft gedaan in de brief van 19 december 2022.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat nader onderzoek ter zitting
achterwege blijft, waarna het onderzoek op 13 februari 2023 is gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser werkte voorheen als autospuiter en monteur voor 37,93 per week bij een autoschadeherstelbedrijf en ontving vanaf 1 september 2015 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Op 19 september 2017 meldde hij zich ziek met lichamelijke en psychische klachten als gevolg van een ongeval op de fiets. Aan eiser is met ingang van 19 december 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 30 juni 2019 heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
Besluitvorming
1.2
In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. Hieraan liggen het rapport van de verzekeringsarts van 9 augustus 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 3 september 2019 ten grondslag.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 15 september 2020 de belastbaarheid van eiser heroverwogen. Hij is tot de conclusie gekomen dat er medische argumenten zijn om af wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts. Hij acht eiser zowel op lichamelijk als op psychisch gebied aanvullend beperkt, waaronder een medische urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week. De beperkingen staan vermeld in de aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 september 2020.
1.4
De arbeidsdeskundige b&b heeft een herbeoordeling verricht. Hij ziet aanleiding om af te wijken van de conclusie van de eerste arbeidsdeskundige. Een aantal functies die de eerste arbeidsdeskundige heeft geselecteerd, vindt de arbeidsdeskundige b&b ongeschikt. Hiervoor in de plaats heeft hij andere functies geselecteerd. Aan de hand van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit 65,49%. In het bestreden besluit heeft verweerder daarom het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herzien en per 17 september 2019 alsnog een WIA-uitkering aan eiser toegekend.
Standpunten van partijen
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat een verdergaande medische urenbeperking van toepassing is (4 uur per dag, 20 uur per week). Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij in beroep diverse rapporten van bedrijfsarts J.H.L. Weijers overgelegd. Het gaat om de rapporten van 8 december 2020, 9 juli 2021, 10 december 2021 en 11 maart 2022. Hieruit blijkt onder meer dat de bedrijfsarts zich op basis van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid niet kan verenigen met de urenbeperking die de verzekeringsarts b&b van toepassing vindt.
3. Verweerder heeft in beroep de verzekeringsarts b&b in diverse rapporten laten reageren op de rapporten van bedrijfsarts Weijers. Ook heeft de verzekeringsarts b&b in een rapport een aantal vragen van de rechtbank beantwoord. Het gaat om de rapporten van 10 mei 2021, 11 november 2021 en 18 februari 2022. De verzekeringsarts b&b heeft in de rapporten uiteengezet waarom hij geen aanleiding ziet om met betrekking tot de belastbaarheid van eiser - meer specifiek de medische urenbeperking - een ander standpunt in te nemen. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat de beperkingen in de FML terecht als uitgangspunt zijn genomen voor de functieduiding.
De conclusie van de deskundige en de reactie op haar rapport
4.1
Omdat partijen een afwijkende visie hebben over de belastbaarheid van eiser op de datum in geding (17 september 2019) heeft de rechtbank de deskundige benoemd. Hierbij is de deskundige gevraagd om aan te geven of er op de datum in geding al dan niet sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid, in die zin dat eiser geen benutbare mogelijkheden (GBM) had als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ook is de deskundige gevraagd aan te geven of er meer en/of zwaardere beperkingen golden voor eiser per de datum in geding.
4.2
De deskundige heeft het dossier bestudeerd, eiser onderzocht en haar bevindingen vastgelegd in een rapport. In dit rapport stelt de deskundige vast dat bij eiser op de datum in geding sprake was van lage rugpijn, schouderklachten links, knieklachten op basis van degeneratieve veranderingen, depressieve en angstklachten, PTSS-klachten en pijnlijke vingertoppen. De deskundige komt in haar rapport gemotiveerd tot de conclusie dat eiser over benutbare mogelijkheden beschikt. Zij kan zich verder verenigen met de beperkingen die de verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld in de FML van 15 september 2020. Zij kan zich ook verenigen met de hierin vastgelegde medische urenbeperking van 6 uur per dag,
30 uur per week.
5. Verweerder heeft in reactie op het rapport van de deskundige aangegeven zich te kunnen vinden in het oordeel van de deskundige. Verweerder vindt het bestreden besluit juist.
6. Eiser kan zich niet verenigen met de conclusies van de deskundige. Hij heeft een nader rapport overgelegd van bedrijfsarts Wijers van 2 december 2022. De bedrijfsarts heeft diverse kanttekeningen geplaats bij het rapport van de deskundige. De rechtbank leidt hieruit af dat de bedrijfsarts vindt dat de deskundige de ernst van de klachten en beperkingen heeft onderschat. Zo is de diagnose die de behandelend psycholoog voor eiser heeft gesteld niet overgenomen door de deskundige en doet de deskundige subjectieve uitspraken. De bedrijfsarts vindt dat door de deskundige zonder onderbouwing ziekten worden gereduceerd tot wat klachten. Verder is de bedrijfsarts het niet eens met het standpunt van de deskundige dat het onwaarschijnlijk is dat na een jaar behandelen van psychische klachten de DSM-classificatie, de behandeldoelen, de behandelmethoden, het beloop en de adviezen exact hetzelfde zouden zijn, zoals de deskundige heeft afgeleid uit de brieven van de GZ-psycholoog. De bedrijfsarts handhaaft de in het eerste rapport aangegeven beperkingen.
7. De deskundige heeft op verzoek van de rechtbank gereageerd op het commentaar van bedrijfsarts Weijers. Zij heeft nader gemotiveerd waarom zij vindt dat het onwaarschijnlijk is dat na een jaar behandelen van psychische klachten de DSM-classificatie, de behandeldoelen, de behandelmethoden, het beloop en de adviezen exact hetzelfde zouden zijn. Zij ziet in de reactie van bedrijfsarts Weijers geen aanleiding om haar oordeel te wijzigen.
Oordeel van de rechtbank
Medische beoordeling
8. De vraag die in deze zaak centraal staat is of verweerder in de FML van 15 september 2020 de beperkingen van eiser met het oog op het verrichten van arbeid op die datum juist heeft vastgesteld.
9. Volgens vaste rechtspraak dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een (in principe) beslissend advies te geven. [1]
10. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen aanleiding bestaat om van deze hoofdregel af te wijken. De deskundige heeft eiser onderzocht en zij had de beschikking over alle beschikbare medische informatie. Het rapport van de deskundige, gelezen in samenhang met de nadere toelichting die zij heeft gegeven in het aanvullende rapport van
19 december 2022, geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk, consistent en gemotiveerd de problematiek van eiser en de daaruit voortvloeiende beperkingen beschreven. Hierbij is zowel rekening gehouden met de psychische klachten als de lichamelijke klachten van eiser. De conclusies komen de rechtbank voldoende overtuigend voor. De door bedrijfsarts Wijers tegen dit rapport aangevoerde bezwaren geven geen aanleiding om de bevindingen en conclusies van de deskundige, zoals hiervoor weergegeven, niet te volgen.
11. Gelet op het oordeel van de deskundige moet het er voor worden gehouden dat er bij eiser geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid per 17 september 2019. Ook is in de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde FML van 15 september 2019 een juiste beschrijving gegeven van de beperkingen van eiser voor het verrichten van arbeid.
Arbeidskundige beoordeling
12. Aan de hand van de FML van 15 september 2019 heeft de arbeidsdeskundige b&b beoordeeld welke functies eiser nog zou kunnen verrichten. Het gaat om de functies machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en barbediende, buffetbediende, kantinebediende (SBC-code 111080). Ook is de reservefunctie schoonmaker hotel (SBCcode 111332) voor eiser geselecteerd.
13. Eiser heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies.
Conclusie
14. Vergelijking van het inkomen dat eiser met de geduide functies kan verrichten met zijn maatmanloon, leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 65,49%. Verweerder heeft dan ook terecht beslist dat eiser per 17 september 2019 in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.
15. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.