In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een onderzoek naar haar rijvaardigheid. Eiseres had op 24 november 2022 met haar auto een fietser aangereden op een voorrangsrotonde. Naar aanleiding van dit ongeval heeft de politie een mededeling gedaan aan de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarin het vermoeden werd geuit dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. Op basis van deze mededeling heeft verweerder op 4 mei 2023 een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd, wat door eiseres werd bestreden in bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiseres betoogde dat het onderzoek onterecht was opgelegd, omdat zij de fietser op een ongelukkig moment over het hoofd had gezien en de aanrijding niet opzettelijk had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder op basis van de mededeling van de politie het vermoeden van ongeschiktheid mocht aannemen en dat het opleggen van het onderzoek gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek niet als straf moet worden gezien, maar als een maatregel ter bescherming van de verkeersveiligheid.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter S.H. van den Ende en is openbaar uitgesproken op 4 december 2023.