ECLI:NL:RBDHA:2023:20998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
23_4448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot oplegging van een onderzoek naar rijvaardigheid na aanrijding met fietser

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een onderzoek naar haar rijvaardigheid. Eiseres had op 24 november 2022 met haar auto een fietser aangereden op een voorrangsrotonde. Naar aanleiding van dit ongeval heeft de politie een mededeling gedaan aan de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarin het vermoeden werd geuit dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. Op basis van deze mededeling heeft verweerder op 4 mei 2023 een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd, wat door eiseres werd bestreden in bezwaar en beroep.

De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiseres betoogde dat het onderzoek onterecht was opgelegd, omdat zij de fietser op een ongelukkig moment over het hoofd had gezien en de aanrijding niet opzettelijk had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder op basis van de mededeling van de politie het vermoeden van ongeschiktheid mocht aannemen en dat het opleggen van het onderzoek gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek niet als straf moet worden gezien, maar als een maatregel ter bescherming van de verkeersveiligheid.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter S.H. van den Ende en is openbaar uitgesproken op 4 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. Celik),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.M. van der Ark).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een onderzoek naar haar rijvaardigheid.
1.1.
Bij besluit van 4 mei 2023 heeft verweerder het rijvaardigheidsonderzoek opgelegd. Met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 24 november 2022 heeft eiseres met haar auto een fietser aangereden die op een voorrangsrotonde reed. Naar aanleiding van het ongeval is aan verweerder een mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid, dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid heeft die is vereist voor het besturen van de categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven. [1] Op basis van deze mededeling heeft verweerder een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres is ten onrechte een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd. Zij heeft de fietser over het hoofd gezien op een ongelukkig moment. De kruising waarop de aanrijding plaatsvond is onoverzichtelijk en gevaarlijk. Verweerder kan zijn besluit niet baseren op de door de politie verstrekte informatie, die blijk geeft van een zekere vooringenomenheid. Anders dan in het proces-verbaal van de politie vermeld, is zij niet 10 tot 15 meter doorgereden met het slachtoffer op de motorkap. Dat haar auto op afstand van de plek van de aanrijding is aangetroffen, is te verklaren omdat eiseres de weg wilde vrijmaken voor het andere verkeer. Het bestreden besluit is ondeugdelijk gemotiveerd en is onvoldoende zorgvuldig voorbereid.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De vraag die in deze procedure centraal staat is of verweerder op grond van de mededeling van de politie heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en licht dit als volgt toe.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) behoeft voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid om een motorvoertuig te besturen slechts het vermoeden van ongeschiktheid te worden vastgesteld. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. [2]
4.2.
Eiseres heeft in bezwaar en beroep gesteld dat de aanrijding is veroorzaakt doordat zij de fietser op een ongelukkig moment over het hoofd heeft gezien. Deze toelichting op de oorzaak van de aanrijding komt op relevante onderdelen overeen met de processen-verbaal die de politie bij de melding heeft gevoegd.
4.3.
Verweerder heeft gelet op de processen-verbaal als vaststaand mogen aannemen dat eiseres de fietser over het hoofd heeft gezien. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat dit de basis is voor het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek. Verweerder merkt dit aan als onvoldoende kijkgedrag en het ten onrechte niet verlenen van voorrang. De rechtbank kan verweerder hierin volgen en ziet ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de rotonde onoverzichtelijk en gevaarlijk is. Maar, ook als dit het geval zou zijn kan dat eiseres niet baten. Zoals verweerder heeft overwogen, had dit dan moeten leiden tot meer oplettendheid van eiseres.
4.4.
De vraag of eiseres wel of niet met de aangereden fietser op de motorkap nog een aantal meter is doorgereden, of dat er een andere verklaring is voor het feit dat de auto van eiseres op ruime afstand van de plek van het ongeval door de politie werd aangetroffen, is niet van belang voor de vraag of verweerder het bestreden besluit heeft kunnen nemen. Ook als eiseres zou worden gevolgd in haar stellingen op dit punt, staat buiten twijfel dat eiseres de fietser over het hoofd heeft gezien en geen voorrang heeft verleend. Alleen al om deze reden kunnen ook de klachten van eiseres over de manier waarop zij door de politie is bejegend daarin geen verandering brengen.
4.5.
Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt, slaagt niet. De in de WVW en Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling) opgenomen regels over het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid vormen dwingend recht. [3] Wanneer verweerder een mededeling van de politie krijgt waaruit een vermoeden van ongeschiktheid blijkt, dient hij een rijvaardigheidsonderzoek op te leggen. Verweerder heeft daarom geen ruimte om de belangen van eiseres af te wegen ten opzichte van de met het rijvaardigheidsonderzoek te dienen belangen.
4.6.
Verweerder heeft het vermoeden van ongeschiktheid mogen baseren op de mededeling van de politie en heeft gelet daarop het onderzoek naar rijvaardigheid kunnen opleggen. Op de zitting heeft eiseres meerdere keren gezegd dat sprake is van een ongeluk en dat zij de aanrijding niet opzettelijk heeft veroorzaakt. De rechtbank merkt daarover op dat zij er net als verweerder niet van uitgaat dat eiseres het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt. De maatregel is ook geen straf, ook al voelt dit misschien voor eiseres wel zo, maar is gericht op de bescherming van de verkeersveiligheid.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
4 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:657).
3.Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW, in samenhang met artikel 23, derde lid, bijlage 1, onder A, onderdeel I en II van de Regeling.