ECLI:NL:RBDHA:2023:20970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.32486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat België volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiseres procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 18 september 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven geen contact meer met haar te hebben en verzocht de zaak op de stukken af te doen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland, aangezien zij niet ter zitting is verschenen en haar verblijfplaats onbekend is.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is op 22 november 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32486
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer 1] mede namens haar minderjarige kinderen

[kind 1] , [kind 2]en
[kind 3], V-nummers: [V-nummer 2] , [V-nummer 3] en [V-nummer 4] .
hierna te noemen: eiseres (gemachtigde: mr. M.R. van der Pol), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiseres procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiseres procesbelang heeft bij het beroep. In het dossier zit een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat eiseres op 18 september 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft in zijn bericht van 7 november 2023 aangegeven dat hij geen contact meer heeft met eiseres en de rechtbank verzocht de zaak op de stukken af te doen. De gemachtigde en eiseres zijn vervolgens ook niet ter zitting verschenen.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019¹, volgt dat, indien een
vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De Afdeling heeft overwogen dat dit slechts anders is als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. De Afdeling heeft toegelicht dat dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
In de uitspraak van 30 oktober 2023¹, heeft de Afdeling dit geconcretiseerd. Een belangrijk element van het ‘onderhouden van contact’, als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, is dat de gemachtigde van de vreemdeling weet dat de vreemdeling in Nederland verblijft en waar deze verblijft. De Afdeling verwijst in die uitspraak ook naar haar uitspraak van 16 september 2021² waar ook uit volgt dat de gemachtigde gedurende de procedure op de hoogte dient te zijn van de verblijfplaats van de vreemdeling.
4. Uit het bericht van de gemachtigde van eiseres blijkt dat hij geen contact meer met eiseres heeft. Gelet hierop kan de conclusie worden getrokken dat de gemachtigde niet weet of eiseres in Nederland verblijft en waar zij verblijft. Eiseres is ook niet ter zitting verschenen. Daarbij heeft de gemachtigde van de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat eiseres samen met haar moeder en broers Nederland was ingereisd en dat ook deze personen op 18 september 2023 MOB zijn gemeld. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiseres heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
2 ECLI:NL:RVS:2021:2090, onder 2.2.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.