In deze zaak heeft eiseres op 19 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 13 juni 2019 haar asielaanvraag ingediend, welke op 1 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het beroep tegen deze afwijzing werd door de rechtbank ongegrond verklaard, maar in hoger beroep is deze uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd op 17 maart 2022. Hierdoor was de staatssecretaris verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen.
De rechtbank overweegt dat, wanneer een besluit wordt vernietigd zonder termijn voor herbeslissing, het bestuursorgaan binnen dezelfde termijn als het vernietigde besluit een nieuw besluit moet nemen. In dit geval was de beslistermijn zes maanden, wat betekent dat de staatssecretaris uiterlijk op 17 september 2022 een beslissing had moeten nemen. Eiseres heeft echter op 27 mei 2022 een ingebrekestelling ingediend, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat deze ingebrekestelling prematuur was en daarom niet rechtsgeldig. Zonder een geldige ingebrekestelling kan er geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.