ECLI:NL:RBDHA:2021:4872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
NL21.367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige afvalligheid van de islam

In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft op 10 januari 2021 beroep aangetekend tegen het niet tijdig beslissen van verweerder. Op 1 april 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, waarbij eiseres's afvalligheid van de islam als ongeloofwaardig werd beschouwd. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft eiseres verklaard dat zij bedreigd en mishandeld is door haar strenggelovige man vanwege haar geloofsafval en haar bezoek aan de kerk. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat haar verklaringen over haar afvalligheid vaag en tegenstrijdig zijn. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij daadwerkelijk afstand heeft genomen van de islam en dat zij hierdoor problemen heeft ondervonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zijn besluitvorming mocht baseren op de verklaringen van eiseres, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran is aangetoond. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.367

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopEiseres heeft op 10 januari 2021 tegen het niet tijdig beslissen van verweerder beroep ingesteld.

Bij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiseres mede betrekking op het bestreden besluit. Eiseres heeft de gronden van het beroep aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is S.L. Moallemzadeh verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beroep niet tijdig beslissen
1. Als beroep wordt ingesteld wegen niet tijdig beslissen en het bestuursorgaan alsnog een besluit neemt, dan heeft dat beroep gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiseres heeft in reactie op de vraag of ze het beroep wenst te handhaven bericht dat ze het niet eens is met het alsnog genomen besluit. Het beroep wegens niet tijdig beslissen heeft daarom mede betrekking op het alsnog genomen besluit. Het beroepschrift tegen dit besluit merkt de rechtbank aan als een aanvullend beroepschrift.
Nu op de aanvraag is beslist is er geen procesbelang meer bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is daarom in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verweerder niet tijdig heeft beslist wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband hiermee heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5).
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1978. Zij heeft asiel aangevraagd omdat ze in een sigheh-relatie [1] zat, zonder dat ze hiervan wist. Eiseres hangt de islam niet meer aan als religie en haar strenggelovige man is erachter gekomen dat ze naar de kerk ging, waardoor eiseres is bedreigd en mishandeld. Toen eiseres in Nederland verbleef, kreeg ze weer problemen met haar man en werd ze door hem bedreigd.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres vaag en tegenstrijdig verklaard over haar afvalligheid van de islam. Hierdoor is de afvalligheid ongeloofwaardig geacht. Dat geldt ook voor de gestelde problemen van eiseres als gevolg van de afvalligheid.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. Eiseres voert aan dat zij tijdens het nader gehoor onvoldoende heeft kunnen verklaren. Ze wijst op de overgelegde verklaring van haar psycholoog, waaruit volgt dat ze psychische klachten heeft die mogelijk kunnen interfereren met de mogelijkheid om goed te kunnen verklaren. Eiseres is daarnaast niet in staat gesteld om uitvoerig haar relaas toe te lichten en alle relevante elementen naar voren te brengen. Eiseres was verder niet op de hoogte van de regels van het sigheh contract, ze heeft het contract niet gelezen en in goed vertrouwen getekend. Ze wist pas wat de werkelijke inhoud van het contract was in 2008 en het was voor haar niet mogelijk om het contract te verbreken. Ter onderbouwing van haar stellingen over sigheh is een vertaling van artikel 1139 uit het Iraans burgerlijk wetboek overgelegd. Met betrekking tot het bezoeken van de kerk voert eiseres aan dat als je het gevoel hebt dat je in duisternis leeft en je bent opzoek naar een sprankje licht, dan neem je dat risico en denk je niet aan de gevolgen. Bij terugkeer vreest eiseres voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] nu er een arrestatiebevel is, waarvan een vertaling in beroep is overgelegd.
5. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
6. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Mocht verweerder uitgaan van de afgelegde verklaringen?
7.1
Verweerder heeft voorafgaand aan de gehoren onderzoek laten verrichten naar de medische gesteldheid van eiseres en in het medisch advies van het FMMU [3] is geconcludeerd dat eiseres gehoord kan worden en dat er geen beperkingen zijn voor het horen. Uit de rapporten van de gehoren blijkt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het FMMU-advies en de medische situatie van eiseres, die blijkt uit de informatie van GZA en GGNet. Zo heeft eiseres aangegeven dat ze lichamelijk en geestelijk in staat is om het gesprek te laten plaatsvinden en zijn er extra pauzes ingelast. Na het gehoor heeft eiseres desgevraagd verklaard geen op- of aanmerkingen te hebben over de gehoorambtenaar of de tolk. Niet is gebleken dat eiseres problemen heeft ervaren tijdens het verklaren. Uit de in beroep overgelegde brief van 14 april 2021 van de psycholoog blijkt dat eiseres geheugen-, concentratie- en slaapproblemen heeft en last heeft van herbelevingen. Verder stelt de psycholoog dat de concentratie- en geheugenproblemen mogelijk kunnen interfereren met de mogelijkheid gehoord te worden. Nu deze problemen bekend waren ten tijde van de gehoren en hiermee rekening is gehouden, heeft verweerder zijn besluitvorming mogen baseren op de verklaringen van eiseres. Uit de gehoren is naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet gebleken dat eiseres niet of onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om uitgebreid te verklaren over haar asielrelaas. Dat er bondig is gehoord en meer de nadruk is gelegd op de directe aanleiding voor haar vertrek maakt dat niet anders.
De afvalligheid
7.2
Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk afstand heeft genomen van de islam en dat zij hierdoor problemen heeft ondervonden. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar relatie met Mohammad Hassan de druppel was waardoor zij besloot om afstand te nemen van de islam. Eiseres heeft vaag en tegenstrijdig verklaard over de omstandigheden waaronder de sigheh-relatie en haar huwelijk hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft het vreemd kunnen achten dat eiseres, zonder iemand te raadplegen, zonder het contract van één A4’tje te hebben gelezen en zonder het haar ouders te vertellen terwijl zij dacht dat het om een samenwerking voor hun bedrijf ging, het contract heeft getekend. Eiseres heeft verklaard dat zij geschrokken was toen ze erachter kwam, maar zij is daarna traditioneel getrouwd met Mohammad Hassan en zij hebben een zoon gekregen. Verweerder heeft het vreemd kunnen achten dat eiseres niet heeft geprobeerd om de relatie te verbreken als zij zo geschrokken was over de inhoud van het contract. Verder heeft eiseres verklaard dat zij in 2009 afstand heeft genomen van de islam doordat haar huwelijk niet in het shenasnameh stond. Uit het algemeen ambtsbericht Iran van 21 maart 2019 blijkt echter dat een huwelijk niet wordt opgenomen in het shenasnameh. De aan het ambtsbericht tegenstrijdige verklaringen doen dan ook afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar afvalligheid.
Over de reden waarom zij zich afkeerde van de islam heeft eiseres ook verklaard dat dit kwam doordat vrouwen binnen de islam als derderangsburgers worden gezien. Uit de verklaringen van eiseres blijkt echter dat zij mocht studeren, werken en reizen. Zij is ook alleen naar Nederland gereisd. Dit rijmt niet met de verklaringen over hoe ze haar leven vorm moest geven door de islam. Verweerder heeft kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan haar gestelde afvalligheid.
7.3
Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar relatie de reden was dat zij zich heeft afgewend van de islam, heeft verweerder de gestelde problemen door haar strenggelovige man eveneens niet geloofwaardig kunnen achten. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat het niet valt in te zien dat eiseres naar de kerk ging, terwijl zij als moslima, in een klein stadje waar men elkaar kent, een groot risico loopt door naar de kerk te gaan. De verklaring dat zij naar de kerk ging om haar vriendin te herdenken is hiertoe onvoldoende. De verklaring die zij hiervoor in beroep heeft gegeven, namelijk dat als je het gevoel hebt dat je in duisternis leeft en je bent opzoek naar een sprankje licht, dan neem je dat risico en denk je niet aan de gevolgen, is ook onvoldoende aangezien eiseres heeft verklaard al eerder problemen te hebben ondervonden vanwege contact met christenen en zij al onder verscherpt toezicht zou staan van haar man. Hieruit blijkt dat eiseres zich dus wel degelijk bewust was van het risico en de gevolgen. Ook werkte haar neef bij de inlichtingendienst en werd zij door hem lastiggevallen dat ze zich niet moest bezighouden met andere geloven toen bleek dat eiseres thuis een bijbel had. De neef zou zijn eigen moeder in brand hebben gestoken omdat zij niet voldeed aan de kleidingvoorschriften, maar eiseres werd enkel aangesproken en bleef ongestraft. Verweerder heeft niet ten onrechte deze verklaringen vreemd geacht. Verweerder heeft gezien deze omstandigheden kunnen stellen dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over het incident met de bijbel en de problemen die ze daardoor en door het kerkbezoek heeft ondervonden.
7.4
Nu de afvalligheid en de gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, heeft verweerder terecht en voldoende gemotiveerd gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees heeft voor vervolging. Het overgelegde arrestatiebevel maakt de gestelde vrees niet alsnog aannemelijk, aangezien er enkel een vertaling is overgelegd en uit de vertaling blijkt niet waarom eiseres opgeroepen wordt door de Iraanse garde.
8. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen. Voor zover de gronden van het beroepschrift een herhaling zijn van gronden die
eiser eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat
verweerder hier in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd op is ingegaan.
Conclusie
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
 verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sigheh-huwelijk is een rechtsgeldige verbintenis voor een vooraf vastgestelde duur tussen een man en een vrouw, waardoor een seksuele relatie is toegestaan; Middle East Institute, Temporary marriage in Iran and women’s rights, 13 januari 2021.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Forensische Medische Maatschappij Utrecht.