In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft op 10 januari 2021 beroep aangetekend tegen het niet tijdig beslissen van verweerder. Op 1 april 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, waarbij eiseres's afvalligheid van de islam als ongeloofwaardig werd beschouwd. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft eiseres verklaard dat zij bedreigd en mishandeld is door haar strenggelovige man vanwege haar geloofsafval en haar bezoek aan de kerk. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat haar verklaringen over haar afvalligheid vaag en tegenstrijdig zijn. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij daadwerkelijk afstand heeft genomen van de islam en dat zij hierdoor problemen heeft ondervonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zijn besluitvorming mocht baseren op de verklaringen van eiseres, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran is aangetoond. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267,-.