6.6.Uit het voorgaande volgt dat de overgelegde stukken, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, onvoldoende zijn om de gestelde nieuwe incidenten met [naam 3] mee aannemelijk te maken. Eiser dient daarom de gestelde nieuwe incidenten met [naam 3] aan de hand van verklaringen geloofwaardig te maken.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser er niet in is geslaagd om de gestelde nieuwe incidenten met [naam 3] met zijn verklaringen, ook niet als die in samenhang met voormelde stukken worden bezien, geloofwaardig te maken. Hiertoe is reeds doorslaggevend dat eiser, zoals verweerder terecht heeft gesteld, zeer summier en oppervlakkig heeft verklaard over de nieuwe incidenten met [naam 3] in Irak. Zo heeft eiser over het incident met de dreigbrief slechts verklaard dat een vriend van hem heeft gezien dat de dreigbrief in de woning van zijn ouders werd gegooid, dat daarbij is gezegd dat men weet dat eiser in Nederland verblijft en dat [naam 3], een broer van [naam 2], een broer van [naam 3] en lijfwachten van [naam 3] hierbij betrokken zijn. Eiser heeft niet (duidelijk) verklaard wanneer dit bij benadering heeft plaatsgevonden – terwijl in de verklaringen van zijn moeder en vader in het strafdossier wel (overigens inconsistente) data worden genoemd – of zijn ouders op dat moment thuis waren en de bedreigingen hebben gehoord, op welke wijze de brief precies bij de woning is afgeleverd en door wie de brief – door [naam 3], zijn broer, zijn zoon, zijn lijfwachten of door allemaal tegelijk – bij de woning is afgeleverd. Ook over het incident waarbij zijn ouders door [naam 3] zouden zijn aangevallen en gewond zouden zijn geraakt heeft eiser slechts weinig kunnen verklaren. Zo is niet (duidelijk) verteld wat er nu precies is gebeurd, wie daarbij betrokken waren, wat zijn ouders is aangedaan en wanneer dit bij benadering heeft plaatsvonden. Verder heeft eiser over het incident waarbij broers van [naam 2] (’s nachts) als designers van bruidsparen naar het huis van zijn ouders zouden zijn gekomen en over het incident bij een bushalte met twee mensen in een auto uit Erbil in feite niets kunnen vertellen. Voorts geldt dat eiser heeft verklaard dat zijn ouders nog veel vaker zijn bedreigd door (de mensen van) [naam 3], maar ook hierover heeft hij niet concreet verteld. Naar het oordeel van de rechtbank verwacht verweerder terecht van eiser dat hij over deze gestelde incidenten, die de basis vormen voor zijn opvolgende asielaanvraag, (veel) concreter en uitgebreider kan verklaren dan hij nu heeft gedaan. Dat hij niet zelf bij de incidenten aanwezig is geweest en dat zijn ouders hem daarover weinig hebben verteld, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals verweerder terecht heeft gesteld ligt het op de weg van eiser, die immers zijn asielrelaas aannemelijk heeft te maken, om bij zijn ouders navraag te doen over deze incidenten en er bij hen op aan te dringen dat zij hem voldoende vertellen over de nieuwe incidenten met [naam 3] in Irak. Nu eiser over geen van de incidenten voldoende concreet heeft verklaard, stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser onvoldoende over deze incidenten heeft verklaard om die geloofwaardig te maken.
8. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de nieuwe incidenten met [naam 3] in Irak (c.q. de aanhoudende problemen met [naam 3] in Irak) niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Deze gestelde nieuwe incidenten met [naam 3] werpen dan ook geen ander licht op de, in de eerste asielprocedure ongeloofwaardig bevonden, eerdere incidenten met [naam 3] (zie in dit verband overweging 5.2.). Er bestaat, nu eiser zeer summier heeft verklaard over de nieuwe incidenten met [naam 3] en dit hem kan worden toegerekend en nu aan de overgelegde stukken onvoldoende bewijswaarde toekomt, geen aanleiding om aan eiser het voordeel van de twijfel te geven, zoals eiser heeft verzocht/betoogd.
9. Het betoog van eiser dat verweerder bij zijn beoordeling onvoldoende heeft betrokken dat eisers relatie met [naam 2] in de eerste asielprocedure geloofwaardig is geacht en dat uit landeninformatie blijkt dat er in Iraaks Koerdistan een risico bestaat op eerwraak bij voorhuwelijkse relaties, volgt de rechtbank niet en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Uit het bestreden besluit volgt dat de eerder geloofwaardig geachte relatie met [naam 2] in deze procedure tot uitgangspunt is genomen (zie ook overweging 5.1.). Verweerder stelt echter terecht dat de geloofwaardig geachte relatie met [naam 2], ook bezien in het licht van de landeninformatie waaruit blijkt dat eerwraak ten aanzien van mannen in Irak voorkomt, onvoldoende is om aan te nemen dat eiser in Irak heeft te vrezen voor eerwraak. Het is aan eiser om individuele omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat hij persoonlijk heeft te vrezen voor eerwraak. Daarin is hij niet geslaagd. Immers, eiser stelt te vrezen voor eerwraak door [naam 3], maar zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, heeft eiser zijn gestelde problemen met [naam 3], die eerwraak gerelateerd zijn, niet geloofwaardig gemaakt.
10. Het betoog van eiser dat verweerder eiser na het gehoor ten onrechte niet alsnog heeft laten onderzoeken door Medifirst en dat verweerder daarom onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat eiser als gevolg van zijn psychische toestand onvoldoende gedetailleerd heeft kunnen verklaren, volgt de rechtbank evenmin en leidt daarom evenmin tot een ander oordeel dan onder 8. is vermeld. Voorafgaand aan het gehoor heeft eiser slechts verzocht om rekening te houden met zijn concentratieproblemen. Het verslag van het gehoor geeft er blijk van dat dit is gebeurd. Pas na het gehoor heeft eiser verzocht om te worden onderzocht door Medifirst vanwege zijn psychische toestand. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat tijdens het gehoor geen duidelijke aanwijzingen naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om te vermoeden dat eisers psychische toestand een belemmering vormde om gedetailleerd te verklaren. Uit het gehoor komt naar voren dat het gebrek aan gedetailleerde verklaringen over de nieuwe incidenten met [naam 3] hoofdzakelijk is gelegen in de omstandigheid dat eiser over deze incidenten geen (voldoende) navraag heeft gedaan bij zijn ouders. Eiser heeft zelf niet inzichtelijk gemaakt welke concrete verklaringen zouden zijn beïnvloed door zijn psychische toestand. Verder geldt dat eiser zelf geen medische stukken naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat zijn psychische toestand een belemmering vormde voor zijn vermogen om gedetailleerd te verklaren. Gelet op het vorenstaande hoefde verweerder eiser na het gehoor niet alsnog te laten onderzoeken door Medifirst en kon verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij zeer summier en oppervlakkig heeft verklaard over de nieuwe incidenten met [naam 3].
11. De slotsom is dat de door eiser aangevoerde beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er zich geen asielgrond als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw voordoet en dat eiser daarom niet in aanmerking komt voor een asielvergunning.
12. Tegen het opgelegde inreisverbod heeft eiser geen zelfstandige beroepsgrond(en) aangevoerd. Daarom gaat de rechtbank niet inhoudelijk op het inreisverbod in.
13. Het beroep is gezien het voorgaande ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.