In deze zaak heeft eiser op 8 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 maart 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiser heeft op 12 oktober 2022 een ingebrekestelling verzonden, die door verweerder op 13 oktober 2022 is ontvangen. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak het eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met een maximum van zestien weken na de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.