In deze zaak heeft eiseres op 2 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 27 december 2021 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiseres heeft op 1 juli 2022 een ingebrekestelling verzonden, die op 2 juli 2022 door verweerder is ontvangen. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak het eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een beslissing bekend te maken, met een maximum van zestien weken na de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.