ECLI:NL:RBDHA:2023:20872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.29447 en NL23.29449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvragen op grond van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in de beroepen van eisers, die Somalische nationaliteit hebben, tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank verwijst naar een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2023, waarin is vastgesteld dat de Kroatische autoriteiten adequaat omgaan met asielzoekers die op grond van de Dublinverordening worden overgedragen. Eisers hebben betoogd dat er redenen zijn om te twijfelen aan de naleving van verdragsverplichtingen door Kroatië, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet in staat zijn geweest om aannemelijk te maken dat in hun specifieke gevallen Kroatië zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan en dat de beroepen ongegrond moeten worden verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.29447 en NL23.29449

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres

mede namens haar minderjarige dochter,
[naam minderjarige], V-nummer [V-nummer 2] , en
[naam eiser], V-nummer: [V-nummer 3] , eiser
(gezamenlijk ‘eisers’)
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 september 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 oktober 2023, tezamen met de zaken met de kenmerken NL23.29448 en NL23.29450, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, M. Bashir als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Eisers stellen van de Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum 1] 1980 (eiseres), [geboortedatum 2] 2008 (eiser) en [geboortedatum 3] 2011 (de minderjarige dochter).
1.2
Uit de Eurodac-gegevens blijkt dat eisers op 11 maart 2023 een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend in Kroatië. Op 15 mei 2023 hebben eisers een verzoek om internationale bescherming in Nederland ingediend. Verweerder heeft daarom op 3 juli 2023 de Kroatische autoriteiten verzocht om eisers op grond van artikel 18, eerste lid, en onder b van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2013 (Dublinverordening) terug te nemen. Op
17 juli 2023 zijn de Kroatische autoriteiten hiermee akkoord gegaan op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder overweegt dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Bij voorkomende problemen kunnen eisers zich tot de Kroatische autoriteiten wenden.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
3. Eisers betogen dat verweerder ten aanzien van Kroatië niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan vanwege, zo begrijpt de rechtbank, de pushbacks aldaar. Eisers verwijzen naar het rapport van de Human Rights Watch (HRW) van 3 mei 2023 en een krantenartikel van de Groene Amsterdammer van 10 mei 2023. Eisers verwijzen ook naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1043 en ECLI:NL:RVS:2022:1042), de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 11 september 2023 (NL23.20161, ECLI:NL:RBDHA:2023:13745). Eisers verzoeken om de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, in dit kader af te wachten. Daarnaast verzoeken zij de rechtbank om verweerder op te dragen onderzoek te doen in Kroatië naar de opvang en met motivering te komen. Ter zitting hebben eisers over de opvang in Kroatië aangevoerd dat de kritiek daarop blijft en dat de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023 louter ziet op de pushbacks en niet op opvang.
3.1
De Afdeling heeft met haar zeer recente uitspraak van 13 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3411) geoordeeld dat het overdragen van vreemdelingen aan Kroatië weer mogelijk is. De Kroatische autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat asielzoekers die worden overgedragen op grond van de Dublinverordening adequaat worden behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat verweerder met het door hem verrichte onderzoek heeft voldaan aan de hem opgelegde plicht om nader onderzoek te doen naar de situatie van Dublin-claimanten in Kroatië (vlg. de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043). Op basis van de bevindingen uit dit verrichte onderzoek is de twijfel weggenomen of er nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan voor wat betreft Kroatië, en mag verweerder volgens de Afdeling ten aanzien van Kroatië wel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze eerdere twijfel was gebaseerd op serieuze aanknopingspunten voor het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten, zoals die ten tijde van de uitspraak van 13 april 2022 bestonden. Volgens de Afdeling is gelet op de uitkomsten van het door verweerder verrichte onderzoek niet aannemelijk dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken krijgen met pushbacks. Dit betekent dat niet aannemelijk is dat zij in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Gelet hierop geldt als uitgangpunt dat Kroatië zich houdt aan de internationale regels die gelden voor de behandeling van een asielaanvraag, en dat fundamentele mensenrechten daar niet worden geschonden.
3.2
De rechtbank gaat in haar beoordeling uit van deze zeer recente Afdelingsuitspraak en is van oordeel dat verweerder hier terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgaan. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval Kroatië zijn verdragsverplichtingen niet langer nakomt. Eisers zijn hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Met het claimakkoord heeft Kroatië bovendien al gegarandeerd dat de asielverzoeken van eisers in behandeling zullen worden genomen, dan wel dat vastgesteld zal worden wie daar voor verantwoordelijk is. De enkele verwijzing naar openbare bronnen door eisers volstaat gelet op het voorgaande niet om aan te nemen dat eisers desondanks te maken zullen krijgen met een pushback of dat zij geen opvang zouden krijgen dan wel dat hun asielaanvragen niet behandeld zullen worden. De persoonlijke verklaringen dan wel ervaringen van eisers bieden bovendien onvoldoende aanknopingspunten voor het tegendeel. De algemene verwijzing naar het rapport van HRW van 3 mei 2023 leidt niet tot een ander oordeel aangezien daarin, voor zover dit rapport niet expliciet bij de Afdelingsuitspraak is betrokken, geen wezenlijk ander beeld wordt geschetst. De stelling dat er door de gevolgen van natuurrampen in Kroatië minder aandacht is voor vluchtelingen, maakt dit niet anders. Bij voorkomende problemen kan en mag bovendien van eisers verwacht worden dat zij zich tot de Kroatische autoriteiten wenden. Niet is aangetoond dat dit niet van hen verwacht mag/kan worden.
3.3
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de vermelde uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023. De beroepsgrond slaagt niet.
4. De volgens eisers op handen zijnde uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem vormt voor de rechtbank geen aanleiding om deze zaken aan te houden.
Conclusie en gevolgen
5. De beroepen moeten ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.