In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor het vergroten van een woning door het maken van een dakopbouw met dakterras. De vergunninghouder heeft op 10 mei 2021 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning, die op 24 december 2021 is verleend. Eisers, die schuin achter de vergunninghouder wonen, zijn het niet eens met het bouwplan en vrezen schaduwhinder, vermindering van daglichttoetreding en aantasting van hun privacy door het dakterras. De rechtbank heeft de beroepen op 14 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en de vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de dakopbouw in overeenstemming is met het bestemmingsplan, en dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank stelt vast dat de digitale verbeelding van het bestemmingsplan aantoont dat de dakopbouw is toegestaan. De rechtbank overweegt dat de ruimtelijke effecten van de dakopbouw, zoals schaduwhinder en verminderde daglichttoetreding, niet in de beoordeling kunnen worden meegenomen. Wat betreft het dakterras oordeelt de rechtbank dat dit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat het zicht op de woningen van eisers beperkt is en enige privacyhinder inherent is aan het wonen in een stad.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser I ongegrond en het beroep van eiser II tegen het bestreden besluit II niet-ontvankelijk. Het beroep van eiser II tegen het bestreden besluit III is eveneens ongegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser II, vastgesteld op € 837,-, en draagt verweerder op het griffierecht van € 184,- aan eiser II te vergoeden.