ECLI:NL:RBDHA:2023:20738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/4972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft eiser, een Angolese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM heeft afgewezen. De aanvraag was ingediend op 3 december 2020, maar werd afgewezen op 28 juli 2021. Eiser heeft zijn beroep te laat ingediend, wat door verweerder werd aangevoerd als reden voor niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring achterwege moest blijven, omdat eiser niet professioneel werd bijgestaan en er geen duidelijke termijn was gesteld voor het indienen van beroep.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag uitgevoerd. Eiser stelde dat hij niet terug kon naar Angola voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) vanwege problemen in dat land en dat zijn aanwezigheid noodzakelijk was voor de zorg van zijn voormalig pleegvader, die medische problemen had. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn referent, en dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan die van eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor een mvv en er geen sprake was van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel op 21 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/4972
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar)

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 november 2022 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft op 14 november 2023 een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Eiser en referent zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Angolese nationaliteit. Referent is [Naam 2], geboren op [Geboortedatum 2] en heeft de Nederlandse nationaliteit. Referent is de voormalig pleegouder van eiser. Eiser is op 1 maart 2003 in het pleeggezin van referent geplaatst. Op 22 maart 2005 is eiser vertrokken naar Angola. Eiser is nadien teruggekeerd en hij zou op dit moment in Frankrijk verblijven.
2. Eiser heeft op 3 december 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [Naam 2]’ op grond van artikel 8 van het EVRM. [1] Op 28 juli 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard. Verweerder overweegt dat eiser niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser komt niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dat vereiste [2] omdat zijn uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
3. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen. Eiser stelt dat hij niet terug kan naar Angola voor een mvv, vanwege problemen in dat land. Eiser heeft ter onderbouwing een (onvertaald) document in de Portugese taal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Angola overgelegd. Eiser stelt verder dat zijn voormalig pleegvader afhankelijk van hem is. Zijn aanwezigheid is noodzakelijk in verband met de medische problemen die referent heeft. Referent is beperkt mobiel, heeft gewrichtspijnen en last van zijn heup en beide knieën. Zonder eiser kan referent zich in Nederland niet staande houden.
4. Bij verweerschrift heeft verweerder aanvullend overwogen dat de
belangenafweging als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling [3] van 13 juli 2022 [4] in het nadeel van eiser en referent uitvalt. Het belang van de Nederlandse overheid weegt namelijk zwaarder dan het persoonlijke belang van eiser en referent om samen in Nederland te mogen wonen.
De rechtbank oordeelt als volgt
Ontvankelijkheid beroep
5. Ter zitting heeft verweerder zich aanvullend op het standpunt gesteld dat het beroep van eiser niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat het te laat is ingediend. Verweerder verwijst naar de artikelen 6:6 van de Awb [5] en 69 van de Vw. [6] Het bestreden besluit dateert van 4 november 2022 en pas op 8 mei 2023 [7] heeft eiser voor het eerst gronden van beroep ingediend. Uit het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser op 14 november 2022 heeft ingediend blijkt volgens verweerder evenmin dat eiser ook beroep wenste aan te tekenen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser op 10 november 2022 een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. In dat verzoek schrijft eiser dat het verzoek spoedeisend is omdat eiser de uitspraak op het beroep niet in Nederland mag afwachten. Op 29 november 2022 heeft de rechtbank de ontvangst van dit verzoek bevestigd en eiser verzocht om de gronden van het verzoek in te dienen. Op 29 december 2022 is aan eiser schriftelijk medegedeeld dat de gronden van verzoek nog niet zijn ontvangen. Eiser is verzocht om binnen twee weken na de dag van verzending de gronden van verzoek alsnog in te dienen. Op 16 januari 2023 is de ongedateerde brief van referent ontvangen waarin hij het verzoek om voorlopige voorziening toelicht. De rechtbank stelt vast dat eiser en/of referent er tot 25 april 2023 noch schriftelijk noch telefonisch op zijn gewezen dat er géén beroep is ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser is namelijk op 25 april 2023 per brief op gewezen dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend nadat op het bezwaarschrift van eiser is beslisten dat tegen die beslissing de mogelijkheid openstaat om beroep in te stellen bij de rechtbank. Deze brief bevat geen termijn waarbinnen eiser beroep kan instellen. Uit de brief van 5 mei 2023 in reactie daarop blijkt dat referent de brief heeft opgevat als mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Verder heeft referent namens eiser de redenen waarom hij beroep instelt toegelicht. Op 18 oktober 2023 is aan eiser en verweerder vervolgens de uitnodiging gestuurd voor de zitting op 30 november 2023. Naar aanleiding daarvan heeft referent namens eiser een brief gestuurd [8] waarin hij verklaart dat de zaak geen doorgang kan vinden. Op 10 november 2023 is aan eiser schriftelijk gevraagd of eiser met zijn brief bedoelt dat hij het beroep wenst in te trekken. Bij brief van 13 november 2023 schrijft referent namens eiser, dat het beroep niet wordt ingetrokken maar dat zij niet op de zitting aanwezig zullen zijn.
7. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat in dit geval niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te blijven. Uit artikel 6:6, gelezen samen met artikel 6:11, van de Awb volgt dat de indiener van een buiten de termijn ontvangen beroepschrift in de gelegenheid moet worden gesteld om aan te geven of er daarvoor verschoonbare redenen zijn. Dit heeft de rechtbank in dit geval echter nagelaten. Ook heeft de brief van de rechtbank van 25 april 2023 aan eiser de indruk gewekt dat eiser nog beroep kon indienen en is nadien het beroep van eiser behandeld alsof eiser tijdig beroep had ingesteld. De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat eiser niet is bijgestaan door een professionele rechtsbijstandsverlener en dat in tweepartijengeschillen ruimhartige toepassing van artikel 6:11 van de Awb voor de hand ligt. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van, 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:84, rechtsoverweging 7.1. De rechtbank zal derhalve het beroep van eiser hierna inhoudelijk beoordelen.
De aanvraag
8. Een aanvraag zoals deze kan worden afgewezen omdat een vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv. [9] De vreemdeling wordt vrijgesteld van dit vereiste als zijn uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
9. Volgens verweerders beleid [10] wordt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aangenomen tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie is een vraag van feitelijke aard. Voor de beoordeling daarvan kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiser en referent. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat referent weliswaar medische problemen heeft maar dat daaruit niet kan worden afgeleid wat de ernst van deze aandoeningen is, in hoeverre referent hiervan beperkingen ondervindt en dat mantelzorg (verleend door eiser) noodzakelijk is. Verweerder wijst er voorts terecht op dat uit de informatie die eiser naar voren heeft gebracht, blijkt dat hij momenteel in Frankrijk verblijft. Referent houdt zich dan ook thans staande zonder de hulp van eiser. De rechtbank begrijpt dat aanwezigheid van eiser voor referent wenselijk zou zijn maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiser en referent.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat er geen sprake is van familie of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, zodat er geen vrijstelling van het mvv-vereiste wordt verleend.
12. Voor zover eiser betoogt dat hij moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat hij niet terug kan naar Angola slaagt dit beroep niet. Verweerder heeft terecht overwogen dat het document in de Portugese taal dat eiser heeft overgelegd ter onderbouwing van dat standpunt niet is vertaald. Daarbij wijst verweerder er terecht op dat indien uit dat document zou volgen dat eiser om asielrechtelijke redenen niet zou kunnen terugkeren naar Angola, dit niet meegewogen kan worden in deze procedure om een reguliere verblijfsvergunning.
De belangenafweging
13. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 [11] geoordeeld dat in alle gevallen waarin wordt beoordeeld of er sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, ook een belangenafweging moet worden verricht. In die afweging moet een goed evenwicht (fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse overheid anderzijds. Ook hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. Verblijf in Nederland kan pas worden toegestaan als de afweging in het voordeel van de vreemdeling uitvalt. In het verweerschrift heeft verweerder aanvullend een belangenafweging genomen en verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
14. Verweerder heeft in het voordeel van eiser gewogen dat hij een kopie van zijn Angolese paspoort en identiteitskaart heeft overgelegd en dat er vooralsnog geen redenen zijn om aan te nemen dat de nationale veiligheid van Nederland in het geding zou zijn met de aanwezigheid van eiser. Verweerder heeft in het nadeel van eiser kunnen wegen dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en dat eiser een groot deel van zijn leven in Angola heeft gewoond. De banden die eiser met Angola heeft zijn sterker dan de banden die eiser met Nederland heeft, die hoofdzakelijk lijkt te bestaan uit de band met referent. Voorts heeft verweerder in het nadeel van eiser mee kunnen wegen dat gesteld noch gebleken is dat er een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven desgewenst buiten Nederland uit te oefenen. Eiser en referent kunnen voorts het contact voortzetten zoals dit nu gebeurt. Verweerder heeft tot slot overwogen dat het economisch belang van de Nederlandse staat zwaar weegt, maar minder zwaar omdat referent, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in aanmerking komt voor vrijstelling van het inkomensvereiste. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante gegevens en belangen van eiser in het kader van de verrichten belangenafweging kenbaar heeft afgewogen tegen het belang van de Nederlandse staat. Verweerder heeft daarbij voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt zodat ook om die reden verweerder aan eiser geen verblijfsvergunning hoeft te verlenen.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond.
16. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 21 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
2.Als bedoeld in artikel 3.71, tweede lid en onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Vreemdelingenwet 2000.
7.De brief die namens eiser is ingediend is gedateerd op 5 mei 2023 en ontvangen door de rechtbank op 8 mei 2023.
8.Ontvangen op 8 november 2023.
9.Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Vw.
10.Paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000