ECLI:NL:RBDHA:2023:20738
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiser, een Angolese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM heeft afgewezen. De aanvraag was ingediend op 3 december 2020, maar werd afgewezen op 28 juli 2021. Eiser heeft zijn beroep te laat ingediend, wat door verweerder werd aangevoerd als reden voor niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring achterwege moest blijven, omdat eiser niet professioneel werd bijgestaan en er geen duidelijke termijn was gesteld voor het indienen van beroep.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag uitgevoerd. Eiser stelde dat hij niet terug kon naar Angola voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) vanwege problemen in dat land en dat zijn aanwezigheid noodzakelijk was voor de zorg van zijn voormalig pleegvader, die medische problemen had. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn referent, en dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan die van eiser.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor een mvv en er geen sprake was van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel op 21 december 2023.