ECLI:NL:RBDHA:2023:20737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
NL23.22441 en NL23.22442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Peruaanse eisers op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en terugkeerbesluiten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Peruaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, geboren in 1996 en 2000, hebben op 12 januari 2022 asiel aangevraagd, maar hun aanvragen werden op 10 juli 2023 afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 7 december 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de gestelde bedreigingen door een lid van een criminele bende niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van bedreiging en dat de tijdsperiode tussen de moord op hun neef en hun vertrek uit Peru te lang was om de geloofwaardigheid van hun verklaringen te ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet hebben aangetoond dat hun relatie met een Unieburger voldoende is onderbouwd om een uitzondering op de terugkeerbesluiten te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvragen en de terugkeerbesluiten in stand blijven. De eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22441 en NL23.22442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres], V-nummers: [V-nummer], eiseres

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser hierna samen: eisers
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Volker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eiseres stelt te zijn geboren op [1996] en eiser op [2000]. Eisers stellen van Peruaanse nationaliteit te zijn. Zij hebben op
12 januari 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 10 juli 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd en op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, D.P. Navarrete als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers ongegrond heeft mogen verklaren en terugkeerbesluiten heeft mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers hebben asiel gevraagd om de volgende redenen. Op [2016] is de neef van eisers vermoord door [A], een leider van de criminele bende [criminele bende]. Het nichtje van eisers heeft dit zien gebeuren en heeft bij de politie een getuigenverklaring gegeven. Eiseres heeft haar nichtje begeleid bij het geven van die verklaring. Het nichtje was namelijk nog minderjarig en eiseres moest garant staan voor
haar verklaring. Er is aangifte gedaan van de moord en [A] heeft een tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Dit liep af in september 2017. De rechtszaak tegen [A] liep wel door. Vanaf eind 2017 zijn eisers meerdere keren bedreigd door of namens [A]. In maart 2018 is eiseres bedreigd en in haar knie gesneden en vervolgens is zij in januari 2020 achtervolgd door mensen op een motor. In juli 2020 is eiser geslagen en bedreigd door vier personen met bivakmutsen. In juli 2021 is een rouwkrans met daarop de namen van eisers bezorgd bij de oma van eisers. Tot slot zijn eisers op 22 december 2021 bedreigd en achtervolgd door [A]. Naar aanleiding hiervan hebben eisers aangifte gedaan van achtervolging en poging tot doodslag. Op 27 december 2021 hebben eisers Peru verlaten. Op 30 december 2021 hebben zij van hun vader een video toegestuurd gekregen waarin eisers bedreigd worden.
Bij terugkeer naar Peru vrezen eisers om door [A] te worden vermoord.
De bestreden besluiten
6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • bedreigingen door een lid van de bende [criminele bende].
7. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig is. Verder stelt de staatssecretaris dat het wel geloofwaardig is dat de neef van eisers is vermoord en dat eiseres haar nichtje heeft bijgestaan bij het geven van de getuigenverklaring, maar dat het niet geloofwaardig is dat eisers daarna in verband hiermee zijn aangevallen en bedreigd. De staatssecretaris heeft de asielaanvragen afgewezen als ongegrond en beslist dat eisers Nederland binnen vier weken moeten verlaten en terug moeten keren naar Peru.
Het oordeel van de rechtbank
Over de asielaanvragen
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de gestelde aanvallen en bedreigingen vanaf eind 2017 niet geloofwaardig zijn. Zij legt dat hierna uit.
9. Allereerst heeft de staatssecretaris het standpunt mogen innemen dat eisers het motief van [A] om hen te bedreigen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt. In de zienswijze hebben eisers aangevoerd dat het aannemelijk is dat [A] wraak wil nemen op eisers en daarbij hebben zij algemene informatie1 ingediend. In die algemene informatie staat onder andere dat getuigen van criminele activiteiten van bendes en zelfs familieleden van deze getuigen het slachtoffer worden van geweld door deze bendes met onder meer als doel om ze te straffen. Voor zover de staatssecretaris het standpunt heeft ingenomen dat het motief van wraak buiten beschouwing moet worden gelaten omdat dit pas bij de zienswijze en daarom te laat is aangevoerd, volgt de rechtbank de staatssecretaris daarin niet. Eisers hebben tijdens de gehoren verklaard over de feitelijke gebeurtenissen op grond waarvan zij asiel aanvragen. Over wat dit betekent en hoe een en ander moet worden uitgelegd, mag eiser in de bestuurlijke fase en in beroep een (nader) standpunt innemen.
1. UNHCR, Guidance note on refugee claims relating to victims of organized gangs, maart 2010.
Dat het mogelijk is dat wraak een motief is en dat dit ondersteuning vindt in de algemene informatie die eisers hebben ingediend, maakt het niet anders dat eisers tijdens de gehoren duidelijk en meerdere keren een ander motief naar voren hebben gebracht. Zij hebben namelijk verklaard dat [A] hen bedreigde omdat hij wilde dat eisers de rechtszaak tegen [A] zouden stoppen. Dit is het motief waar eisers zelf de focus op hebben gelegd.
Daarom heeft de staatssecretaris de nadruk mogen leggen op de verklaringen van eisers hierover. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat het niet aannemelijk is dat [A] specifiek eisers jarenlang zou bedreigen met als doel dat de aangifte in verband met de moord op hun neef zou worden ingetrokken. Eisers hebben namelijk geen directe invloed op deze aangifte. Eiseres heeft haar nichtje bijgestaan bij het afleggen van de getuigenverklaring, maar heeft deze verklaring niet zelf afgelegd en eisers hebben de aangifte tegen [A] niet zelf gedaan.
Eisers hebben aangevoerd dat zij er, mogelijk net als [A], vanuit gaan dat eiseres invloed heeft op de getuigenverklaring die door het nichtje is afgelegd en dat het niet uitmaakt of deze veronderstelling klopt of niet. Deze stelling van eisers hoefde de staatssecretaris niet tot een ander standpunt te brengen. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat het ongerijmd is dat het nichtje van eisers, die de getuigenverklaring heeft afgelegd, blijkens de verklaringen van eisers slechts een aantal keren is bedreigd via facebook en via vrienden en dat dit niet in verhouding staat tot de omvang en ernst van de bedreigingen die eisers stellen te hebben meegemaakt. De stelling van eisers dat zij niet of nauwelijks meer contact hebben met het nichtje en dat zij niet weten of zij nog wordt bedreigd, maakt het voorgaande niet anders. De tegenwerping van de staatssecretaris gaat namelijk over de periode dat eisers nog in Peru waren en nog wel contact hadden met hun nichtje.
10. Vervolgens heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat eisers niet met stukken hebben onderbouwd dat er in verband met de moord op de neef sinds 2016 een rechtszaak tegen [A] liep en dat deze nog steeds loopt. Eisers hebben aangevoerd dat de staatssecretaris niet aan de ene kant aan hen kan tegenwerpen dat eisers geen invloed hebben op de aangifte en het verdere verloop van de rechtszaak en aan de andere kant dat het vreemd is dat zij geen informatie over de rechtszaak kunnen krijgen. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat deze twee tegenwerpingen niet naast elkaar zouden kunnen bestaan. Dat eisers geen invloed hebben op het intrekken van de aangifte of het stopzetten van de rechtszaak, betekent op zichzelf nog niet dat zij ook geen informatie over de rechtszaak zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld via directe familieleden of via de advocaat die eiseres volgens haar verklaringen heeft bijgestaan. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat eisers onvoldoende hebben uitgelegd welke inspanningen zij hebben gedaan om informatie te krijgen en waarom zij deze informatie op geen enkele manier hebben kunnen krijgen.
11. De staatssecretaris heeft verder van belang mogen vinden dat de gestelde aanleiding voor de bedreigingen, namelijk de getuigenverklaring van [2016], ruim vijf jaar voor het vertrek van eisers uit Peru heeft plaatsgevonden en dat er in deze periode van vijf jaar relatief weinig concrete dreigingen zijn geweest vanuit [A]. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers dat zij gezocht worden door [A] en dat zij bij terugkeer naar Peru vrezen om door hem te worden vermoord. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte gesteld dat [A] eisers makkelijker had kunnen vinden, indien hij als een leider van de bende de macht zou hebben die eisers hem toerekenen. Eisers hebben aangevoerd dat deze tegenwerping van de staatssecretaris geen stand kan houden indien de staatssecretaris
tegelijkertijd aan hen tegenwerpt dat het vreemd is dat [A] hen kon vinden omdat zij zich zoveel mogelijk verborgen hielden. De rechtbank volgt eisers daarin niet. De redenering van de staatssecretaris valt in verschillende losse onderdelen uiteen en moet logisch juist worden geacht. Het eerste onderdeel is dat de staatssecretaris het vreemd mag vinden dat als eisers erg voorzichtig zijn geweest zoals zij zeggen, het [A] toch lukte hen te vinden. Daarmee betwijfelt de staatssecretaris of eisers daadwerkelijk ondergedoken hebben gezeten en zo voorzichtig zijn geweest. Het tweede onderdeel, in het verlengde hiervan, is dat als eisers zeggen dat [A] er alles aan gelegen is om eisers te bedreigen én zij hem veel macht als bendeleider toedichten, het enigszins opmerkelijk is dat het er in de relatief lange periode tussen de moord en eisers vertrek, relatief weinig is gebeurd. Aangezien de staatssecretaris reageert op eisers stellingen, kunnen deze twee redeneringen los van elkaar bestaan.
13. Vervolgens is van belang dat de directe aanleiding voor het vertrek uit Peru volgens eisers is gelegen in de aanval door [A] op 22 december 2021. De staatssecretaris heeft het standpunt mogen innemen dat eisers dit gestelde incident niet aannemelijk hebben gemaakt omdat zij hierover wisselende en tegenstrijdige verklaringen hebben gegeven. Eiser heeft namelijk verklaard dat het incident om half 5 plaatsvond, terwijl eiseres heeft verklaard dat het tussen half 6 en 6 uur was. Verder heeft eiser verklaard dat [A] heeft gezegd dat hij hen zou doden indien zij het proces niet zouden stoppen. Eiseres heeft dit niet verklaard, maar heeft verklaard dat [A] naar hen heeft geroepen: ‘ik heb jullie gevonden, verklikkers’.
Eisers hebben aangevoerd dat zij inderdaad wisselende en/of tegenstrijdige verklaringen hebben gegeven op dit punt, maar dat de staatssecretaris dit niet aan hen mag tegenwerpen om twee redenen. Ten eerste omdat eisers tijdens de gehoren ten onrechte niet zijn geconfronteerd met deze tegenstrijdigheden en dus niet in de gelegenheid zijn gesteld om hierover uitleg te geven. Ten tweede omdat de staatssecretaris bij de beoordeling van de verklaringen van eiser onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie. De rechtbank volgt eisers daarin niet.
Anders dan eisers lijken te betogen, gaat Werkinstructie 2021/13 niet zo ver dat de hoormedewerker de vreemdeling tijdens het gehoor met álle tegenstrijdigheden moet confronteren en dat deze anders niet mogen worden tegengeworpen. Uit de uitspraak van de Afdeling,2 waarnaar in de Werkinstructie wordt verwezen, volgt dat een vreemdeling niet pas in het voornemen mag worden overvallen met een groot aantal tegenstrijdigheden, terwijl de vreemdeling tijdens het gehoor met geen enkele daarvan is geconfronteerd. Zo’n situatie doet zich bij eisers niet voor. Het asielrelaas van eisers is niet hoofdzakelijk ongeloofwaardig geacht omdat eisers tegenstrijdige verklaringen zouden hebben afgelegd. Dit is slechts op twee andere punten tegengeworpen: over de periode in 2018 dat eiseres in het ziekenhuis heeft gelegen en over de vraag of de achtervolgers van eiseres op 6 januari 2020 bivakmutsen op hadden. Tijdens het gehoor is eiseres geconfronteerd met de tegenstrijdige verklaringen over de periode in het ziekenhuis. De rechtbank acht het niet onzorgvuldig dat de staatssecretaris de overige twee tegenstrijdigheden, dus over het incident op 6 januari 2020 en het incident op 22 december 2021, voor het eerst in het voornemen heeft voorgehouden. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eisers met het indienen van de zienswijze voldoende gelegenheid hebben gehad om uitleg te geven over de tegenstrijdigheden en dat zij daarvan ook gebruik hebben gemaakt.
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2959.
Eisers hebben namelijk naar voren gebracht dat eiser ten tijde van de gehoren maagklachten had en al maanden nauwelijks at en dat de staatssecretaris daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden. In beroep hebben eisers dit standpunt nader onderbouwd met een afschrift van het medisch dossier van eiser van 28 juli 2023 en met algemene informatie waaruit volgens eisers blijkt dat maagklachten vermoedelijk invloed hebben op het geheugen. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat uit de ingediende informatie niet blijkt dat er een link bestaat tussen de maagklachten en het al dan niet goed kunnen verklaren door eiser.
14. Tot slot heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat eisers volgens hun verklaringen in november 2021 vliegtickets naar Nederland met open datum kochten, dat zij deze kochten naar aanleiding van de rouwkrans die op 26 juli 2021 werd bezorgd en dat eisers de tickets pas gebruikten op 27 december 2021. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat de verklaring van eiseres dat zij de vliegtickets niet eerder kochten omdat deze duur waren en ze daarvoor moesten sparen, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiseres dat het bloemstuk het toppunt was, dat eisers zich vanaf dat moment helemaal niet meer veilig beschouwden en dat eiseres het bloemstuk zag als een hele duidelijke boodschap die hun dood voorspelde en dat zij daarom besloten om te vluchten. De staatssecretaris heeft mogen tegenwerpen dat indien eisers zodanig vreesden voor hun leven, zij al eerder naar een andere bestemming hadden kunnen vertrekken die goedkoper was. Ook heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat eisers het vliegticket pas gebruikten op 27 december 2021. Eiseres heeft verklaard dat zij en eiser niet genoeg vermogen hadden om aan het minimumbedrag te voldoen wat nodig is om in Nederland te mogen verblijven en dat zij een manier moesten vinden om er zeker van te zijn dat zij niet teruggestuurd zouden worden naar Peru. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat deze verklaring afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met [A] en de bende.
Over de terugkeerbesluiten
15. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten ten onrechte zonder nader onderzoek terugkeerbesluiten aan eisers heeft opgelegd dan wel dat de staatssecretaris deze terugkeerbesluiten niet langer kan handhaven. Eiseres heeft namelijk een relatie met de heer [B], van Italiaanse nationaliteit, en heeft daarom verblijfsrecht op grond van Unierecht. Dit betekent volgens eisers ook dat er voor eiser een toets aan artikel 8 van het EVRM dan wel het Unierecht moet plaatsvinden in relatie tot het terugkeerbesluit. De rechtbank volgt eisers hierin niet omdat de gestelde relatie niet voldoende is onderbouwd. Eiseres heeft de relatie niet onderbouwd met de brief van
16 november 2020. Dit gaat namelijk over de inschrijving van de heer [B] in de BRP als niet-ingezetene en zegt niets over het al dan niet bestaan van een relatie met eiseres. De enkele ongedateerde verklaring van de heer [B] waarin staat dat hij met eiseres wil trouwen is onvoldoende om de gestelde relatie te onderbouwen.

Conclusie en gevolgen

16. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvragen als ongegrond en de terugkeerbesluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 december 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.