ECLI:NL:RBDHA:2023:207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot stopzetting van tegemoetkoming in voedingskosten voor leerling-vliegers met partner in de VS
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerling-vlieger en de waarnemend Commandant van het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie. De leerling-vlieger, die in de Verenigde Staten een vliegopleiding volgde, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de verweerder om geen tegemoetkoming in de voedingskosten toe te kennen aan leerling-vliegers die met hun partner in de VS verblijven. Dit besluit was gebaseerd op een wijziging in de uitvoeringspraktijk die in 2020 was vastgesteld, waarbij werd aangegeven dat leerling-vliegers met een partner geen recht meer hadden op deze tegemoetkoming, omdat zij al aanspraak maakten op andere vergoedingen, zoals een hogere buitenlandtoelage.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de leerling-vliegerbrief, die aanvullende voorzieningen voor leerling-vliegers regelt, niet duidelijk maakte dat de tegemoetkoming in voedingskosten niet van toepassing was op leerling-vliegers met een partner. Desondanks oordeelde de rechtbank dat het standpunt van de verweerder niet onredelijk was, gezien de hogere kosten van levensonderhoud in het buitenland en de compensatie die leerling-vliegers met een partner ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat de verweerder had aangetoond dat andere leerling-vliegers in een vergelijkbare situatie ook geen tegemoetkoming in de voedingskosten ontvingen.
Uiteindelijk werd het beroep van de leerling-vlieger ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in de communicatie van de verweerder over de rechten van leerling-vliegers en de toepassing van de leerling-vliegerbrief.