ECLI:NL:RBDHA:2023:20699
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser op 29 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de staatssecretaris op 31 oktober 2022 ingebreke gesteld. De rechtbank heeft op 12 april 2023 het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Eiser heeft op 5 september 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 10 oktober 2023 laten weten dat eiser 'met onbekende bestemming' is vertrokken, maar de gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij nog contact met hem hebben en dat hij op een bekende locatie verblijft. De rechtbank oordeelt dat eiser nog steeds belang heeft bij de procedure.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet heeft beslist op de aanvraag van eiser binnen de gestelde termijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank verbindt een dwangsom van € 200,-- per dag aan deze termijn, met een maximum van € 15.000,--. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.