In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 11 december 2023 is opgelegd, omdat de openbare orde dit vorderde en er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2023 behandeld, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum en bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer hij het Schengengebied weer is ingereisd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat een vreemdeling een korte periode in een politiecel mag worden geplaatst om het vervoer naar een detentiecentrum te regelen. In dit geval heeft eiser minder dan 24 uur in een politiecel verbleven, wat volgens de rechtbank rechtmatig was.
Eiser heeft aangevoerd dat hij vader is van drie kinderen met de Duitse nationaliteit en dat hij de kerstdagen bij hen wil doorbrengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft toegepast, omdat eiser niet uit eigen beweging aan zijn vertrekplicht zal voldoen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.