ECLI:NL:RBDHA:2023:20685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
C/09/656008 / JE RK 23-2179 & C/09/655998 / JE RK 23-2176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in jeugdhulp

Op 6 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam01], geboren in 2008, en de verlening van een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing. De zaak is aangespannen door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling, die verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam01] te verlengen voor zes maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp voor drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam01] momenteel verblijft in een gesloten groep en dat er zorgen zijn over zijn middelengebruik. De moeder van [naam01] is betrokken bij de procedure en heeft ingestemd met de verzoeken van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [naam01] nog steeds bedreigd wordt. Ondanks positieve ontwikkelingen zijn er nog steeds zorgen over zijn gedrag en middelengebruik. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen en de verzoeken van de gecertificeerde instelling toe te wijzen. Dit houdt in dat [naam01] in een gesloten setting moet blijven tot de start van zijn traject bij [naam05] op 10 januari 2024, waarna hij gedurende tien weken in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder zal verblijven.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 22 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656008 / JE RK 23-2179 & C/09/655998 / JE RK 23-2176
Datum uitspraak: 6 december 2023
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging ondertoezichtstelling en tot verlening van een trajectmachtiging tot machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] .
Advocaat: mr. G.V. van der Bom gevestigd te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.B. Brouwer gevestigd te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen inzake de verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, binnengekomen bij de rechtbank op 1 november 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen inzake de trajectmachtiging tot een machtiging gesloten jeugdhulp en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, binnengekomen bij de rechtbank op 1 november 2023
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 17 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam01] met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam03] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De moeder is bij beschikking van 18 september 2023 belast met het eenhoofdig gezag over [naam01] .
2.3.
[naam01] verblijft op een gesloten groep in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [naam04] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 januari 2023 [naam01] onder toezicht gesteld tot 17 januari 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juni 2023 een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 13 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] te verlengen voor de duur van zes maanden. Tevens verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarnaast verzoekt de gecertificeerde instelling een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 11 januari en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [naam05] tot het einde van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht hoe bovenstaande verzoeken ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing geduid moeten worden. Zij verzoekt een machtiging tot plaatsing in accommodatie van gesloten jeugdhulp van 13 december 2023 tot aan het moment dat [naam01] op 10 januari 2024 bij [naam05] kan starten. Aansluitend verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van 10 weken, zijnde de tijd van het traject bij [naam05] .
3.3.
Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling heeft de gecertificeerde instelling het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam01] onttrekt zich minder aan de zorg en blijft meer in contact, maar deze ontwikkeling is nog wel fragiel. Daarnaast blijven er zorgen over het middelengebruik van [naam01] . De gecertificeerde instelling heeft voor [naam01] een hulpverleningstraject uitgezet voor de komende maanden. Op 10 januari 2024 start [naam01] bij [naam05] voor zijn verslavingsproblematiek; dit traject zal duren tot 20 maart 2024. Na het traject bij [naam05] zal [naam01] naar huis gaan en daar intensieve ambulante hulpverlening ontvangen. Hiervoor is een verzoek gedaan voor MDFT bij [naam06] . Gelet op het intensieve traject dat nog moet gaan plaatsvinden is een ondertoezichtstelling nog nodig om naast de moeder te kunnen blijven staan en de moeder te kunnen ondersteunen bij het nemen van moeilijke beslissingen. Het is belangrijk dat de relatie tussen [naam01] en de moeder goed blijft en de nog in te zetten hulpverlening kan een druk leggen op de relatie tussen hen. De aanwezigheid van een jeugdbeschermer blijft daarom noodzakelijk.
3.4.
Om het hulpverleningstraject zoals hiervoor is genoemd te doen slagen is het nodig dat [naam01] in de periode tot de plaatsing bij [naam05] op de gesloten groep in [naam04] verblijft. Er zijn nog steeds grote zorgen om het middelengebruik van [naam01] en de gecertificeerde instelling acht het dan ook niet verantwoord om [naam01] voor een korte periode weer thuis te laten verblijven. Het risico is nog te groot dat [naam01] zal terugvallen in oude patronen en zich zal onttrekken aan de gemaakte afspraken. Verder is het belangrijk dat [naam01] in gesloten setting zijn traumabehandeling kan afronden. De gecertificeerde instelling ziet dat [naam01] al stappen vooruit heeft gemaakt, desondanks blijft het middelengebruik van [naam01] een probleem. De behandeling gericht op de verslavingsproblematiek bij [naam05] is noodzakelijk, waardoor een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder nodig is.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door [naam01] is ingestemd met het verzochte. [naam01] zal het liefst weer terug naar huis gaan. Het traject heeft langer geduurd dan aanvankelijk de bedoeling was, onder meer door de traumatherapie die [naam01] heeft gevolgd. Daarentegen is het belangrijk dat het traject dat is ingezet ook zorgvuldig en goed afgemaakt kan worden. Met name ten aanzien va het blowen is nog behandeling nodig. Ondanks dat [naam01] het liefst naar huis zou willen, is het daarom beter dat het huidige hulpverleningstraject niet onderbroken wordt met een korte terugplaatsing naar huis.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Zij ziet dat [naam01] al veranderd is en steeds beter luistert, maar het blowen blijft een groot probleem. De moeder hoopt dan ook dat hij door middel van de hulpverlening van [naam05] zal stoppen met blowen. Zij vindt het belangrijk dat het hulpverleningstraject zorgvuldig afgerond kan worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[naam01] wordt nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. De kinderrechter ziet dat [naam01] al een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar zij heeft nog steeds zorgen over het middelengebruik en het gedrag dat hieruit voortkomt. De kinderrechter acht het in het belang van [naam01] dat het hulpverleningstraject zoals voorgesteld door de gecertificeerde instelling zorgvuldig doorlopen kan worden. Het is daarbij nodig dat een jeugdbeschermer betrokken blijft. De jeugdbeschermer kan regie en toezicht houden op het hulpverleningstraject en de moeder daarin ondersteunen. Daarnaast is het naar het oordeel van kinderrechter belangrijk dat de jeugdbeschermer nog betrokken is als [naam01] weer thuis bij de moeder woont, zodat de jeugdbeschermer deze thuisplaatsing kan monitoren en waar nodig de gepaste hulp in kan zetten. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengen voor de duur van zes maanden.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat van het bovenstaande sprake is. Aansluitend is een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder noodzakelijk.
5.4.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Het is noodzakelijk dat [naam01] de periode tussen het einde van de huidige machtiging en de plaatsing bij [naam05] nog in de gesloten setting verblijft. De kinderrechter onderschrijft daarin de zorgen van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter acht het risico tot onttrekking aan de afspraken door [naam01] en de kans dat hij terugvalt in zijn middelengebruik te groot als [naam01] bij de moeder thuis zal verblijven. Voordat een thuisplaatsing bij de moeder kan plaatsvinden, is het nodig dat het middelengebruik van [naam01] nog verder aangepakt wordt. Het traject bij [naam05] is volgens de kinderrechter hiervoor passend. Daarnaast is het belangrijk dat [naam01] binnen de kaders van de gesloten setting zijn traumabehandeling kan afronden. De kinderrechter zal de verzoeken dan ook toewijzen zoals de gecertificeerde instelling die ter zitting nader heeft gespecificeerd. Dit betekent dat de kinderrechter de gesloten machtiging zal verlenen tot de start van het traject bij [naam05] en aansluitend zal zij een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van jeugdhulp verlenen voor de duur van tien weken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] tot 17 juli 2024;
6.2.
verleent een trajectmachtiging [naam01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 13 december 2023 tot de start van het traject bij [naam05] op 10 januari 2024 en machtigt de gecertificeerde instelling aansluitend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van de start van het traject bij [naam05] op 10 januari tot 20 maart 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.