ECLI:NL:RBDHA:2023:20660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling, eiser, die al bijna negen maanden in bewaring was gehouden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 september 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 december 2023, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam en zijn gemachtigde in Groningen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris tijdig relevante stukken aan het dossier heeft toegevoegd, waardoor de gemachtigde van eiser voldoende gelegenheid had om kennis te nemen van deze stukken. De rechtbank stelt vast dat zicht op uitzetting geen voorwaarde is voor de bewaring op grond van de Vreemdelingenwet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in het kader van de asielaanvraag, maar dat het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij het voortduren van de bewaring, gezien de lange duur van bijna negen maanden.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.