ECLI:NL:RBDHA:2023:20643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.34342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van de asielaanvraag van een Russische nationaliteit met betrekking tot de onveilige situatie in haar woonplaats en de belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Russische nationaliteit, haar asielaanvraag had ingediend op 31 oktober 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op 25 oktober 2023, met de stelling dat eiseres geen vluchteling was en geen reëel risico liep op ernstige schade. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij zij aanvoerde dat de onveilige situatie in haar woonplaats, als gevolg van het gewapend conflict tussen Rusland en Oekraïne, niet voldoende was meegewogen door de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dictum van het bestreden besluit een verschrijving bevatte, aangezien verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de onveilige situatie in de woonplaats van eiseres wel degelijk als asielrelevant element moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens schending van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen reëel risico op ernstige schade bestond bij terugkeer naar Rusland. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast heeft de rechtbank de afwijzing van de reguliere verblijfsvergunning van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar in Nederland wonende zoon. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Als tolk was aanwezig E.G. Reinink-Koudriacheva.

Overwegingen

1. Zoals eiseres terecht opmerkt vermeldt het dictum van het bestreden besluit ten onrechte dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond, terwijl in de overwegingen staat dat de zienswijze van eiseres wordt gevolgd en dat in tegenstelling tot wat in het voornemen is overwogen geen aanleiding meer bestaat om de asielaanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen. Eiseres meent dat het beroep alleen daarom al gegrond moet worden verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de overwegingen van verweerder, zoals ook door verweerder ter zitting is bevestigd, eenduidig volgt dat verweerder de aanvraag heeft afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft dienovereenkomstig voorzien in een vertrektermijn van vier weken en heeft geen inreisverbod uitgevaardigd, waartoe hij in beginsel gehouden was geweest als de aanvraag was afgewezen als kennelijk ongegrond. De vermelding in het dictum dat de aanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond ziet de rechtbank daarom als een kennelijke verschrijving. De beroepsgrond faalt.
Asiel
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1948 en heeft de Russische nationaliteit. Op 31 oktober 2022 heeft zij in Nederland haar asielaanvraag ingediend. Zij heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres woonde in het dorp [dorpsnaam], dat op kleine afstand van de grens met Oekraïne is gelegen. Als gevolg van het gewapend conflict tussen Rusland en Oekraïne vinden er in het dorp bombardementen plaats door het Oekraïens leger. Wegens de onveilige situatie is eiseres gevlucht naar haar in Nederland wonende zoon en zijn gezin. Na haar vertrek uit Rusland is haar woning vernietigd.
3. Verweerder concludeert in het bestreden besluit dat eiseres geen vluchteling is en geen reëel risico loopt op ernstige schade. [1] Er is daarbij volgens verweerder sprake van één relevant element: de identiteit, nationaliteit en herkomst. Dit element wordt geloofwaardig geacht, maar dat geeft geen reden om de aanvraag in te willigen omdat geen sprake is van een 15c-beleid [2] voor Rusland.
4. Eiseres stelt dat de onveilige situatie in haar woonplaats, de vernietiging van haar woning en het reële risico om slachtoffer te worden van algemeen geweld ten onrechte niet is aangemerkt als tweede asielrelevant element. Verweerder heeft niet, althans niet kenbaar iets gedaan met de landeninformatie die eiseres bij zienswijze heeft verstrekt. Verder loopt zij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico op ernstige schade omdat zij daar geen familieleden meer heeft. In haar woonplaats zijn haar vrienden en kennissen geëvacueerd en is haar woning vernietigd. Ze loopt eveneens vanwege haar steeds slechter wordende gezondheid een verhoogd risico om slachtoffer te worden van de bombardementen en beschietingen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte de onveilige situatie in eiseres haar woonplaats niet aangemerkt als asielrelevant element. Volgens het beleid [3] van verweerder worden onder relevante elementen verstaan: relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling en relevante gestelde gebeurtenissen. Een relevant element is een feit of omstandigheid dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM. [4] De gestelde gewelddadigheden in de voormalige woonplaats van eiseres zijn in dit verband relevante gebeurtenissen. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij het gestelde geweld heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag naar vluchtelingschap en ernstige schade, laat dat onverlet dat verweerder dit in afwijking van zijn eigen beleid niet heeft aangemerkt als afzonderlijk relevant element. De beroepsgrond slaagt.
6. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Rusland. Het HvJEU [5] heeft in haar arrest van 9 november 2023 geoordeeld dat de bevoegde nationale autoriteit, om te bepalen of een persoon die om internationale bescherming verzoekt in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, alle relevante elementen die betrekking hebben op zowel de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker als de algemene situatie in het land van herkomst moet onderzoeken, alvorens vast te stellen welk soort ernstige schade deze elementen eventueel kunnen staven. [6] In dit geval geeft het bestreden besluit er geen blijk van dat de individuele situatie van eiseres is betrokken bij de beoordeling of de mate van algemeen geweld in haar voormalige woonomgeving leidt tot van een reëel risico op ernstige schade. De enkele stelling van verweerder dat geen sprake is van een 15c-beleid voor Rusland is in het licht van het voornoemde arrest van het HvJEU geen voldoende reactie. De beroepsgrond slaagt.
7. Verweerder heeft de asielaanvraag dan ook niet zonder nader onderzoek kunnen afwijzen als ongegrond. Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 van de Awb. [7]
Regulier
8. Verweerder heeft ambtshalve geweigerd om aan eiseres een reguliere verblijfsvergunning te verlenen. Specifiek met het oog op het uitoefenen van het recht op gezinsleven met haar in Nederland wonende zoon heeft verweerder overwogen dat tussen beiden geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De door verweerder op grond van artikel 8 van het EVRM te maken belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiseres geen overige bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd.
9. Eiseres voert hiertegen aan dat ten onrechte geen reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM of wegens humanitaire redenen is verleend. Verweerder heeft in de belangenafweging ten onrechte geen doorslaggevend gewicht toegekend aan de voor de zoon bestaande objectieve belemmering om het gezinsleven met eiseres in Rusland voort te zetten. Verweerder miskent daarnaast dat de familieband niet kan worden voortgezet op dezelfde wijze als voorheen. Bij eiseres vindt een staaroperatie plaats. Dit kan tot gevolg hebben dat zij blind raakt. Zij zal niet meer alleen de reis naar Nederland kunnen maken vanwege haar slechter wordende gezondheidssituatie. De in Nederland woonachtige familie kan eiseres bovendien niet in Rusland bezoeken vanwege de oorlogssituatie tussen Rusland en Oekraïne. Het fysieke familieleven zal dus eindigen wanneer eiseres moet terugkeren naar Rusland. Ook vraagt eiseres zich af of verweerder in de toekomst een nieuw visum aan eiseres zal verlenen. Het feit dat zij een asielaanvraag heeft ingediend en daarmee lang verblijf in Nederland beoogt, kan namelijk door verweerder worden gebruikt als contra-indicatie voor het verlenen van een nieuw visum.
10. Er moet sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen ouders en hun meerderjarige kinderen om het bestaan van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM aan te kunnen nemen. Verweerder moet verder in alle gevallen een evenwichtige belangenafweging maken tussen het algemeen belang van de Nederlandse Staat bij een terughoudend migratiebeleid en het persoonlijke belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn familie- en gezinsleven in Nederland. [8] Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken.
11. Naar verweerder onbestreden heeft overwogen is niet aangetoond dat tussen eiseres en haar zoon sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Er is daarom – in beginsel – geen sprake van beschermenswaardig familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
12. Verweerder heeft het belang van de Nederlandse overheid bij het voeren van een terughoudend toelatingsbeleid afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiseres bij toelating. Verweerder is daarbij ingegaan op wat eiseres naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat geen sprake is van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- of gezinsleven en dat zij nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad. Verder heeft verweerder het economisch belang van Nederland kunnen tegenwerpen. Dit ziet ook op de bescherming van de arbeidsmarkt en op door de overheid betaalde voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat haar banden met Rusland sterker zijn dan haar banden met Nederland. Eiseres heeft immers haar hele leven in Rusland gewoond en heeft daar naar eigen zeggen nog steeds een sociaal netwerk. Verder is niet ten onrechte in het nadeel van eiseres meegewogen dat zij de relatie met haar zoon en de familie van haar zoon kan voortzetten zoals dat voorheen gebeurde. Eiseres heeft door te speculeren over de mogelijke uitkomst van een nog uit te voeren medische ingreep niet aannemelijk gemaakt dat zij in verband met haar gezondheidssituatie straks niet meer naar Nederland kan reizen. Evenmin kan zonder meer worden aangenomen dat eiseres, omdat zij in deze procedure langdurig verblijf beoogt, in de toekomst niet in aanmerking komt voor een visum voor kort verblijf. Verweerder heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM daarom in het nadeel van eiseres kunnen laten uitvallen.
13. Verweerder heeft verder in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien voor het verlenen van een verblijfsvergunning wegens humanitaire redenen, omdat hij heeft kunnen oordelen dat niet is gebleken van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen. [9]
14. Nu het beroep gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1,0).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag;
  • vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • draagt verweerder op om een nieuw besluit op de asielaanvraag aan eiseres bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen de weigering van een reguliere verblijfsvergunning;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Beleid voor een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn).
3.Paragraaf C2/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en Werkinstructie 2014/10.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie.
6.ECLI:EU:C:2023:843.
7.Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
9.Zie ook het beleid van verweerder: paragraaf B11/2.5 van de Vc.