ECLI:NL:RBDHA:2023:20632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.38975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na opheffing van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 9 december 2023, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 18 december 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode van detentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 december 2023 om 19:31 uur is opgehouden voor gehoor en om 21:50 uur in bewaring is gesteld. Eiser is binnen 24 uur overgebracht naar het Detentiecentrum. De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op een schadevergoeding voor één dag in de politiecel en tien dagen in de huis van bewaring, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 1.130,-. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38975

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 18 december 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Omdat de maatregel van bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. Het is daarom niet nodig wat door de gemachtigde van eiser verder is aangevoerd ten aanzien van de M113 te bespreken.
3. Ten aanzien van de vraag of schadevergoeding moet worden toegekend heeft verweerder bij brief van 18 december 2023 aan de gemachtigde meegedeeld bereid te zijn de schade te vergoeden die eiser heeft geleden door zijn detentie, alsmede de proceskosten tot een bedrag van een punt. Gemachtigde van eiser heeft het beroep niet willen intrekken omdat hij zich op het standpunt stelt dat in de berekening van de schadevergoeding door verweerder ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat sprake is van twee dagen politiecel in plaats van 1 dag politiecel.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gevolgd kan worden ten aanzien van de berekening van de schadevergoeding aan eiser. Eiser is op 8 december 2023 om 19:31 uur opgehouden voor gehoor en vervolgens om 21:50 uur in bewaring gesteld. Dit is gebeurd op een politiebureau. Vervolgens is eiser binnen 24 uur overgebracht naar het DTC. Dit betekent dat eiser in aanmerking komt voor een vergoeding van één dag voor verblijf in een politiecel en tien dagen voor het verblijf in een huis van bewaring. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
5. In de opheffing van de maatregel van bewaring ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de factor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.130,- te betalen door de griffie en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzitter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.