ECLI:NL:RBDHA:2023:20578
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag visum kort verblijf door de rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 3 november 2022, en het bezwaar van eiseres werd bij besluit van 1 juni 2023 gehandhaafd. Eiseres, geboren in Marokko, had de aanvraag ingediend om haar schoondochter in Nederland te bezoeken. De rechtbank heeft op 12 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft geuit over het voornemen van eiseres om het Schengengebied te verlaten voor het verstrijken van het visum. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij sociale en economische binding heeft met Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiseres getrouwd is met een Nederlandse man en geen kinderen of zorg voor familieleden in Marokko heeft. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiseres niet voldoende zijn om de afwijzing van de visumaanvraag te weerleggen.
De rechtbank oordeelt verder dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank bevestigt dat de minister de aanvraag op basis van de Visumcode in redelijkheid heeft afgewezen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.