ECLI:NL:RBDHA:2023:20575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.28826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de buiten behandeling stelling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. De aanvraag van eiseres, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, werd op 22 maart 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Eiseres heeft op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend met het verblijfsdoel 'familie en gezin'.

Eiseres voert aan dat de aanvraag ten onrechte niet inhoudelijk is behandeld in de bezwaarfase en dat verweerder had moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag op goede gronden buiten behandeling is gesteld. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag niet voldeed aan de procedurele vereisten en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om de vereiste stukken over te leggen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verweerder verplichtten om van zijn bevoegdheid af te wijken.

Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.28826 en NL23.9146
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres en verzoekster], eiseres en verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Boerci).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buiten behandeling stelling van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 22 maart 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 8 september 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder hierbij gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Een bekende van eiseres, mevrouw [naam], kon voor eiseres tolken. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1965 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 16 februari 2023 een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.
Wat vindt eiseres?
3.
Eiseres voert het volgende aan. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte niet alsnog in de bezwaarfase inhoudelijk behandeld. Verweerder had hiervoor de bevoegdheid en beschikte over genoeg informatie over het familieleven van eiseres. Verweerder had door moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM. [1] Verder is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank overweegt dat de aanvraag van een vreemdeling moet voldoen aan de in het nationale recht neergelegde procedurele vereisten, ook indien de vreemdeling een beroep doet op artikel 8 van het EVRM. Niet in geschil is dat de aanvraag van eiseres niet voldeed aan de procedurele vereisten en dat verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om alsnog de vereiste stukken over te leggen en te reageren op de gestelde vragen. Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geeft verweerder in dat geval de bevoegdheid de aanvraag buiten behandeling te stellen. Er waren geen bijzondere omstandigheden bekend op grond waarvan verweerder van deze bevoegdheid hoefde af te wijken. Daarnaast hoefde verweerder geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de stukken, die in de bezwaarfase waren overgelegd, alsnog te betrekken bij het bestreden besluit. [2] Ook hoefde verweerder op basis van de reeds bekende informatie niet door te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, nu de aanvraag buiten behandeling was gesteld. [3] Gelet op het al het bovenstaande heeft verweerder op goede gronden het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Het bestreden besluit is daarom niet in strijd met de hoorplicht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [4]
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1905, r.o. 2.2.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1288, r.o. 2.1.
4.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.