In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de buiten behandeling stelling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. De aanvraag van eiseres, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, werd op 22 maart 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Eiseres heeft op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend met het verblijfsdoel 'familie en gezin'.
Eiseres voert aan dat de aanvraag ten onrechte niet inhoudelijk is behandeld in de bezwaarfase en dat verweerder had moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag op goede gronden buiten behandeling is gesteld. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag niet voldeed aan de procedurele vereisten en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om de vereiste stukken over te leggen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verweerder verplichtten om van zijn bevoegdheid af te wijken.
Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier.