ECLI:NL:RBDHA:2023:20558
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor Turkmeense eiser in het bestuursrecht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkmeense eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De staatssecretaris had op 16 augustus 2023 aan de eiser medegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou worden beëindigd. Eiser had geen zienswijze ingediend op het voornemen van de staatssecretaris om de bescherming te beëindigen. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank overweegt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, tussentijds te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit deze eerdere uitspraak tot de hare en ziet geen aanleiding om anders te oordelen.
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij zich niet veilig voelt in Turkmenistan, maar de rechtbank stelt dat hij in dat geval een asielaanvraag kan indienen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.