ECLI:NL:RBDHA:2023:20475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
SGR 22/2352 en SGR 22/2685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en beoordeling van medische belastbaarheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2023, zijn twee zaken (SGR 22/2352 en SGR 22/2685) gevoegd behandeld. De eiser, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. S. Bildirici en mr. I.G.M. van Gorkum, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het UWV om zijn Ziektewetuitkering per 14 oktober 2021 en 6 juni 2022 te beëindigen. Het UWV heeft deze besluiten genomen op basis van de conclusie dat eiser in staat is meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV kritisch bekeken. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de inschatting van zijn beperkingen, en voerde aan dat niet alle relevante medische informatie was meegenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten de uitkering te beëindigen, omdat eiser in staat werd geacht om arbeid te verrichten. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard, en het UWV werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in de zaak SGR 22/2352.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2352 en SGR 23/2685

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde SGR 22/2352: mr. S. Bildirici)
(gemachtigde SGR 23/2685: mr. I.G.M. van Gorkum),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

SGR 22/2352
Het UWV heeft per 14 oktober 2021 de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit I) van 3 maart 2022.
SGR 23/2685
Het UWV heeft de ZW-uitkering van eiser per 6 juni 2022 beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit II) van 8 maart 2023.
Het UWV heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften, rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft de beroepen op 5 december 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

SGR 22/2352
1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als allround medewerker bij De Groene Flamingo B.V. voor gemiddeld 31,98 uur per week. Op 9 juli 2020 heeft hij zich ziekgemeld. Het UWV heeft eiser vervolgens een ZW-uitkering toegekend. Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
SGR 23/2685
3. Nadat de ZW-uitkering van eiser na de EZWb per 14 oktober 2021 is beëindigd, heeft eiser zich op 19 oktober 2021 opnieuw ziekgemeld. Omdat eiser zich binnen vier weken na de beëindiging van zijn ZW-uitkering opnieuw heeft ziekgemeld, heeft er opnieuw een EZWb plaatsgevonden.
4. Na het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

SGR 22/2352
5. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 14 oktober 2021 te beëindigen.
6. Het UWV heeft de medische grondslag van bestreden besluit I gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 17 februari 2022
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 juni 2021
.In beroep heeft het UWV de FML van 27 februari 2023 en het rapport van 27 februari 2023 ingediend.
7. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit I gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 1 maart 2022
.
SGR 23/2685
8. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 6 juni 2022 te beëindigen.
9. Het UWV heeft de medische grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 27 februari 2023
.De medische belastbaarheid van eiser is (in bezwaar aangescherpt en) opgenomen in de FML van 27 februari 2023.
10. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 7 maart 2023
.

Wat vindt eiser

SGR 22/2352
11. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het UWV niet alle overgelegde medische informatie bij de beoordeling heeft betrokken. Hierdoor heeft het UWV niet zorgvuldig gehandeld. Verder vindt eiser dat het UWV ten aanzien van de fysieke klachten geen, dan wel lichte beperkingen in de FML heeft opgenomen. Hij vindt dat zijn mogelijkheden te breed zijn ingeschat en dat zijn beperkingen te licht zijn opgenomen. Ter onderbouwing heeft eiser een medisch expertiserapport ingediend van een verzekeringsarts van Medi Themis (hierna: expertiserapport). Hieruit blijkt volgens eiser dat er onvoldoende rekening is gehouden met de urticaria, de toename van de pijnklachten bij frequente fysieke belasting, beperkingen van de linkerschouder zonder aangetoonde oorzaak voor boven schouderhoogte werken en zwaar tillen en dragen in verband met de liesbreuk. Ook is met de vermoeidheid door het chronische pijnsyndroom (met recuperatiebehoefte overdag door de verstoorde slaap) geen rekening gehouden. Verder vindt eiser dat de visie van de verzekeringsarts van Medi Themis (hierna: deskundige) gevolgd moet worden ten aanzien van beperkingen als gevolg van klachten aan de schouder, nek en rug. Ook moet van de visie van de verzekeringsarts van Medi Themis worden uitgegaan met betrekking tot allergisch astma met huisstofmijtallergie, stoten op de halswervelkolom, frequent reiken tijdens het werk en frequent buigen tijdens het werk, de schouderfunctie en de slaapproblematiek. Indien de rechtbank het standpunt van eiser dat het medisch onderzoek van het UWV onzorgvuldig is niet volledig volgt, verzoekt eiser de rechtbank een opdracht te geven voor een onafhankelijke medische expertise.
12. Eiser stelt verder dat zijn loon geïndexeerd moet worden naar het moment van de arbeidsdeskundige beoordeling in beroep. Eiser verwijst hiervoor naar artikel 8, tweede lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit) en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1] Verder vindt eiser dat de geschiktheid van de geduide functies niet onderbouwd is, gelet op de nieuwe FML
(de rechtbank begrijpt: de FML uit het expertiserapport). Op basis van deze nieuwe FML zijn alleen functies geschikt waarbij de temperatuur op de werkvloer aangenaam is. Dit blijkt niet uit de geduide functies. Eiser vindt verder dat de functie van Wikkelaar niet geschikt is vanwege een overschrijding ten aanzien van werken boven schouderhoogte. De functies Wikkelaar, Assemblagemedewerker en Productiemedewerker metaal en elektro-industrie zijn niet geschikt omdat niet voldaan wordt aan de eis van afwisseling van staan en lopen. Verder is de functie van Assemblagemedewerker niet geschikt omdat bij deze functie gebruik gemaakt wordt van handschoenen. Eiser is beperkt geacht voor strak zittende kleding, zodat deze functie niet passend is.
SGR 23/2685
13. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser vraagt zich af of de verzekeringsarts een ander toetsingskader heeft aangehouden dan de verzekeringsarts B&B. Nu de beoordeling niet hetzelfde is maakt dit – samen met andere onvolkomenheden – dat het onderzoek door het UWV niet zorgvuldig genoeg heeft plaatsgevonden en opnieuw zou moeten worden gedaan. Eiser gaat ervan uit dat er een AMBER-toetsing had moeten plaatsvinden. Eiser vindt dat hij nog te veel klachten heeft om te werken. Er hadden volgens hem nog meer beperkingen moeten worden aangenomen in de FML. Ook om die reden is het onderzoek onzorgvuldig volgens eiser. Eiser verwijst naar het medisch expertiserapport van Medi Themis. Volgens eiser heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met de voorhanden medische informatie waaruit blijkt dat hij veel meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Eiser verwijst naar hetgeen hij in de procedure SGR 22/2352 heeft opgemerkt over de beperkingen die ten onrechte niet zijn overgenomen door de verzekeringsarts B&B. Daarnaast heeft eiser een overzicht van medische informatie ingediend en heeft hij zelf op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 11 oktober 2023 gereageerd. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, bij voorkeur een vrijgevestigd verzekeringsarts. Deze deskundige zou dan ook moeten beoordelen of een urenbeperking wenselijk is. Ter zitting wijst eiser op klachten als gevolg van voetproblemen, een nekhernia, pijn, jeuk en artrose.
14. Eiser vindt dat de geduide functies te zwaar zijn voor hem. De functie Productiemedewerker met exact hetzelfde functienummer komt ook voor in het overzicht met niet-eindgeselecteerde functies van 4 mei 2022. Eiser vraagt zich af waarom deze functie nu wel passend wordt geacht. In de functie Wikkelaar is fijn hand- en vingergebruik noodzakelijk, het betreft een fysiek zware functie met veel buigen en reiken en het betreft een nagenoeg zittende functie zodat vertreden niet echt mogelijk lijkt. Daarnaast vraagt eiser zich af of hij vanuit zijn scootmobiel met pedaalbediening kan werken. In de functies Productiemedewerker industrie en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen hoeft niet met pedaalbediening gewerkt te worden, maar ook dit zijn zittende functies met fijn hand- en vingergebruik.

Wat vindt de rechtbank

SGR 22/2352
15. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 14 oktober 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 14 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd, en daarom per 14 oktober 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
17. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. Hij heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte fysieke en psychische klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat het UWV niet alle overgelegde medische informatie bij de beoordeling heeft betrokken volgt de rechtbank niet. Eiser heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke informatie in de beoordeling ontbreekt en welke gezondheidsaspecten van eiser hierdoor zijn gemist. De medische verklaring van de radioloog is ongedateerd, maar volgens de verzekeringsarts B&B in het overzicht met medische informatie opgenomen onder ‘MRI 5 maart 2020’. Ook de – verder niet gespecificeerde – informatie uit 2011 is opgenomen in het overzicht. Over de medische informatie van Cobben van 31 augustus 2020 zegt de verzekeringsarts B&B dat deze brief als conclusie had dat er geen afwijkingen te vinden waren. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
18. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 14 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
19. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 27 februari 2023 voldoende heeft gemotiveerd op welke punten het expertiserapport heeft geleid tot aanpassingen in de FML en welke voorgestelde aanpassingen uit het expertiserapport niet gevolgd worden. Allereerst heeft de verzekeringsarts B&B vastgesteld dat de verzekeringsarts die het expertiserapport heeft opgesteld bij zijn onderzoek tot redelijk vergelijkbare bevindingen komt. Hij heeft voor wat betreft de pijnklachten geen goed objectiveerbare gewrichtsaandoening van orthopedische of reumatologische aard kunnen aanwijzen. Een liesbreuk kan niet met zekerheid terug naar de datum in geding worden herleid en voor een minimale beperking in de
schouderfunctie kan hij geen oorzaak aanwijzen. Wel ziet de verzekeringsarts B&B aanleiding om, met name als gevolg van de galbulten (urticaria), de FML enigszins aan te passen voor de items temperatuur, tocht en stof, rook, gassen en dampen. Voor de allergie voor huisstofmijt ziet de verzekeringsarts B&B geen reden om een beperking aan te nemen, omdat eiser er jarenlang mee heeft kunnen functioneren en de allergie ook niet leidde tot uitval voor werk in een kringloopwinkel, doorgaans niet de meest stofvrije werkplekken. Ten aanzien van een beperking voor het werken in koude heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat eiser niet per se in een goed verwarmde omgeving hoeft te werken maar grote temperatuurwisselingen (zoals in en uit een koelcel lopen) wel beter kunnen worden vermeden. Daarom heeft hij dit item aangepast. Verdergaande beperkingen voor frequent reiken tijdens het werk en frequent buigen tijdens het werk vindt de verzekeringsarts B&B niet aan de orde, nu er goed objectiveerbare afwijkingen ontbreken. Een specifieke beperking om het lopen en staan af te wisselen met zitten vindt de verzekeringsarts B&B niet aan de orde, omdat met de gestelde beperking voor lopen tijdens het werk en zitten tijdens het werk er in een normale werkdag vanzelf voldoende afwisseling ontstaat met staan en lopen. Op basis van het rapport van de primaire verzekeringsarts en het expertiserapport heeft de verzekeringsarts B&B verder niet vastgesteld dat eiser beperkt is in werken boven schouderhoogte. Tot slot heeft de verzekeringsarts B&B gemotiveerd waarom hij, anders dan in het expertiserapport, geen aanleiding ziet om een urenbeperking aan te nemen vanwege een verhoogde recuperatiebehoefte. Er is volgens hem geen aandoening die een verhoogd beroep doet op de beschikbare energie. Het is de verzekeringsarts B&B niet gebleken dat eiser duidelijke in- of doorslaapproblemen heeft. Voor zover eiser overdag slaapt, verklaart de verzekeringsarts B&B dat uit gewenning en gewoonte. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen.
20. Het UWV heeft een rapport van de verzekeringsarts B&B van 11 oktober 2023 ingediend welke betrekking heeft op zowel 14 oktober 2021 (datum in geding in procedure SGR 22/2352) als 6 juni 2022 (datum in geding in procedure SGR 23/2685). Het rapport van de verzekeringsarts B&B is een reactie op de aanvullende beroepsgronden met medische stukken die zijn ingediend in de procedure SGR 23/2685. De aanvullende beroepsgronden geven volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om het standpunt te wijzigen. Er zijn geen daadwerkelijk nieuwe medische gegevens ingediend stelt de verzekeringsarts B&B. Verder stelt hij dat eiser voor zijn pijnklachten diverse specialisten in diverse klinieken bezocht heeft, maar dat nergens een afdoende verklaring voor zijn klachten is vastgesteld. De algemene lijn is dat sprake is van uitgebreide pijnklachten en dat er bij beeldvormend onderzoek ook wel enige afwijkingen vastgesteld zijn maar dat die geen verklaring zijn voor de subjectief beleefde pijnklachten. Verder vindt de verzekeringsarts B&B het opvallend dat feitelijk de diagnose urticaria niet van toepassing is, het kon althans bij specifiek onderzoek niet bevestigd worden. Ulnaropathie kan inderdaad wat ‘stroomachtige’ gevoelens geven vanaf de elleboog tot in de pink maar klachten zijn over het algemeen goed te vermijden middels het vermijden van druk op de elleboog (niet erop leunen e.d.). Verder wijst de verzekeringsarts B&B erop dat de neuroloog geen aanleiding zag voor een de ulnaris vrij leggende operatie. Dat toont volgens de verzekeringsarts B&B aan dat de pijnklachten van eiser niet, althans niet in relevante mate, aan de druk op de ulnaris toe te schrijven zijn. De klachten zijn daarvoor ook te diffuus en gelegen buiten het specifieke verzorgingsgebied van de ulnariszenuw. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat al eerder is vermeld dat de liesbreuk klinisch niet relevant is, de pijnklachten van eiser niet kan verklaren en niet leidt tot specifieke beperkingen. De voet- en enkelklachten (tendinopathie) zijn adequaat op te vangen met adequaat schoeisel (welke aanwezig is) en leiden niet tot meer beperkingen dan reeds opgenomen in de FML. Tot slot stelt de verzekeringsarts B&B dat aambeien hinderlijk kunnen zijn, maar dat ze op extreme gevallen na niet tot beperkingen leiden. Daarnaast betreft het een klacht van ruim na de datum in geding. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 14 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
22. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 2 juni 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als allround medewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111190) Inpakker (handmatig);
- ( sbc-code 271093) Machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
En als reservefuncties:
- ( sbc-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft in beroep aanleiding gezien om af te wijken van de beoordeling in bezwaar. Op basis van de aangepaste FML van 27 februari 2023 komt de functie van Inpakker/ster van koekjes onder sbc-code 111190 te vervallen, vanwege overschrijding van de belastbaarheid. Ook is de geduide functie onder sbc-code 271093 niet langer actueel. De drie resterende functies zijn passend. Hiermee houdt eiser een verdienvermogen van meer dan 65% van het maatmaninkomen. Het beroep geeft daarom geen aanleiding om af te wijken van de conclusie in bezwaar. De rechtbank is wel van oordeel dat er sprake is van een motiveringsgebrek in bestreden besluit I, omdat de arbeidsdeskundige B&B in beroep op basis van de aangepaste FML twee van de geduide functies heeft laten vervallen. De rechtbank is tevens van oordeel dat eiser door deze gang van zaken niet in zijn belangen is geschaad. Ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan, zou een besluit met een gelijke uitkomst zijn genomen. Bovendien heeft eiser zich kunnen uitlaten over deze gang van zaken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
24. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
25. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML van 27 februari 2023. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
26. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het loon van eiser geïndexeerd moet worden naar het moment van de arbeidsdeskundige beoordeling in beroep. Artikel 8, tweede lid van het Schattingsbesluit waar eiser naar verwijst ziet op een hernieuwde vaststelling, een heropening, een herleving of een herziening van de uitkering. Daarvan is in het geval van eiser geen sprake. Weliswaar heeft de arbeidsdeskundige B&B twee van de geduide functies laten vervallen, dit heeft echter niet geleid tot het vaststellen, heropenen, herleven of herzien van de ZW-uitkering.
27. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk.
SGR 23/2685
28. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 6 juni 2022 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
29. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kan verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd, en daarom per 6 juni 2022 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
30. Eiser stelt dat de verzekeringsarts heeft getoetst op basis van de criteria van een EZWb terwijl de verzekeringsarts B&B heeft getoetst op basis van de criteria voor AMBER (herbeoordeling). De rechtbank merkt op dat er geen sprake kan zijn van een AMBER-beoordeling in deze zaak, omdat een AMBER-beoordeling alleen kan plaatsvinden in het kader van een beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Onderhavige zaak betreft een beoordeling op grond van de ZW en de ZW biedt geen grondslag voor een AMBER-beoordeling. Uit het rapport van de verzekeringsarts blijkt dat hij opnieuw een EZWb heeft gedaan, omdat eiser zich binnen vier weken na de beëindiging van zijn ZW-uitkering opnieuw heeft ziekgemeld. De rechtbank is van oordeel dat dit juist is en in lijn is met artikel 19aa, vierde lid, van de ZW. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn stelling dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B valt op te maken dat hij getoetst heeft op basis van AMBER-criteria. Dat de verzekeringsarts B&B zich afvraagt waarom de verzekeringsarts de beoordeling niet heeft afgedaan met ‘geen toename van beperkingen’ maakt niet dat de verzekeringsarts B&B uitgaat van een AMBER-beoordeling.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
31. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft ook kennisgenomen van de bevindingen van de verzekeringsarts tijdens het spreekuur met lichamelijk onderzoek in de primaire fase. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier
alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
32. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport van 27 februari 2023 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Naar aanleiding van het expertiserapport van Medi Themis van 30 juni 2022 (dat is ingediend in de beroepsprocedure met nummer 22/2352) heeft de verzekeringsarts B&B beperkingen aan de FML toegevoegd vanwege de urticaria-klachten van eiser. Verder zijn de beperkingen juist vastgesteld volgens de verzekeringsarts B&B. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B hierin volgen.
33. Het UWV heeft een rapport van de verzekeringsarts B&B van 11 oktober 2023 ingediend welke betrekking heeft op zowel 14 oktober 2021 (datum in geding in procedure SGR 22/2352) als 6 juni 2022 (datum in geding in procedure SGR 23/2685). Het rapport van de verzekeringsarts B&B is een reactie op de aanvullende beroepsgronden met medische stukken die zijn ingediend op 3 augustus 2023. De rechtbank verwijst naar de samenvatting van het rapport onder punt 20. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen.
34. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
35. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Ter zitting stelt de gemachtigde van het UWV dat er bij de functie Productiemedewerker industrie amper signaleringen zijn en de signaleringen die er zijn, zijn goed toegelicht. Dat pedaalbediening niet kan vanwege de scootmobiel, kan niet worden meegenomen omdat niet is gebleken dat een scootmobiel noodzakelijk zou zijn voor eiser. Over zitten en hand- en vingergebruik is door de verzekeringsarts B&B al eerder aangegeven waarom daar geen extra beperkingen voor worden aangenomen. De rechtbank kan het UWV hierin volgen.

Conclusie en gevolgen

SGR 22/2352
36. Het UWV heeft terecht besloten om de ZW-uitkering van eiser per 14 oktober 2021 te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
37. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
38. Gelet op het feit dat artikel 6:22 van de Awb is toegepast, ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank stelt deze vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.674,-, omdat de rechtsbijstand door eisers gemachtigde 1 punt oplevert voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. Verder komen de door eiser gemaakte kosten voor het laten opstellen van het expertiserapport voor vergoeding in aanmerking. De kosten van het expertiserapport bedragen € 3.025,- inclusief BTW.
SGR 23/2685
39. Het UWV heeft terecht besloten om de ZW-uitkering van eiser per 6 juni 2022 te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
40. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht in deze zaak niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen bestreden besluit I en bestreden besluit II ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht inzake SGR 22/2352 van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser inzake SGR 22/2352 tot een bedrag van € 4.699‬,-.
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1972.