ECLI:NL:RBDHA:2023:20302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.31806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft op 24 oktober 2023 zijn beroep behandeld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelt dat Bulgarije niet kan worden vertrouwd vanwege systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, zorgvuldig overwogen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recentelijk heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op Bulgarije, en dat er geen bewijs is dat Dublinterugkeerders het risico lopen op pushbacks.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar gemaakt op 16 november 2023. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31806
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Bulgarije bevatten systeemfouten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. Eiser zal aldus op straat belanden en geen menswaardig bestaan hebben. Verder stelt eiser dat er nog steeds pushbacks in Bulgarije plaatsvinden. Hij verwijst daartoe naar een aantal uitspraken van de rechtbank en het AIDA-rapport (Update 2022). Verder verwijst eiser naar de rapportage van Lighthouse Reports van 8 december 2022, waaruit volgt dat slechts drie procent van de asielzoekers direct toegang krijgt tot de asielprocedure zonder detentie en dat Dublinclaimanten grote kans hebben om in een detentiecentrum geplaatst te worden.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.2 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Bulgarije, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Bulgaarse autoriteiten een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.3
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Bulgarije heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraken van
16 augustus 2023 en 16 oktober 2023,4 waarin de Afdeling heeft overwogen dat uit de informatie niet volgt dat Dublinterugkeerders het risico lopen op pushbacks. De Afdeling heeft daarbij ook het AIDA-rapport (Update 2022) en de rapportage van Lighthouse reports van 8 december 2022 meegenomen. Uit het AIDA-rapport volgt dat een Dublinclaimant na overdracht aan Bulgarije wordt overgebracht naar een opvangcentrum of naar een gesloten uitzetcentrum. Welke van deze twee opties voor een vreemdeling geldt, is afhankelijk van het verloop van de asielprocedure in Bulgarije tijdens de afwezigheid van een vreemdeling. Als de asielaanvraag inhoudelijk is afgewezen tijdens zijn afwezigheid en als dit besluit definitief is geworden, dan heeft een vreemdeling geen toegang tot opvang en dan wordt hij overgebracht naar een gesloten uitzetcentrum. Als de procedure is geschorst of beëindigd vanwege het vertrek van een vreemdeling en de procedure wordt heropend voor een inhoudelijke behandeling als een vreemdeling is teruggekeerd, dan heeft een vreemdeling in beginsel wel toegang tot opvang. De rechtbank leidt hieruit af dat een Dublinclaimant bij terugkeer naar Bulgarije in beginsel toegang heeft tot opvang. De Bulgaarse autoriteiten hebben met het claimakkoord ook gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Voor wat betreft de stelling van eiser dat hij
2 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
3 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 91-92.
in Bulgarije door de Bulgaarse autoriteiten is mishandeld, gedwongen vingerafdrukken heeft moeten afstaan en in de gevangenis is gezet, overweegt de rechtbank dat eiser bij voorkomende problemen dient te klagen bij de daartoe geëigende instanties en bij de (hogere) autoriteiten van Bulgarije. Niet is gebleken dat eiser van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Ook is niet gebleken dat de Bulgaarse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat ten aanzien van Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.