ECLI:NL:RBDHA:2023:20295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/09/654283 / FA RK 23-6969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders van [naam01], geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam01] al sinds zijn eerste levensjaar bij de pleegmoeder woont en dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van het kind in de huidige situatie. De ouders hebben niet adequaat gereageerd op hulpverlening en er is een verstoorde familiedynamiek, waardoor [naam01] in een onzekere positie verkeert.

De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de beëindiging van het ouderlijk gezag een noodzakelijke maatregel is om de stabiliteit en ontwikkeling van [naam01] te waarborgen. De ouders hebben niet in staat gebleken om een veilige en stabiele opvoedsituatie te creëren, en de rechtbank concludeert dat het in het belang van [naam01] is dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de voogdij aan de gecertificeerde instelling toevertrouwd, met de mogelijkheid voor de ouders om contact te houden met hun kind.

De beslissing is genomen in het kader van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechtbank de belangen van het kind afweegt tegen de rechten van de ouders. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/654283 / FA RK 23-6969
Datum uitspraak: 8 december 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij

in de zaak naar aanleiding van het op 1 september 2023 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

over:

[naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder,
BRP-geregistreerd als geëmigreerd, maar feitelijk verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.P. Lagerweij, gevestigd te Delft,

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Grabowsky, gevestigd te Den Haag,

[naam04] ,

zijnde de grootmoeder vaderszijde en tevens pleegmoeder,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 14 november 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam05] namens de Raad;
  • [naam06] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder;
  • de advocaat van de vader.
De moeder, de vader en de pleegmoeder zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder, de vader en de pleegmoeder wel juist zijn opgeroepen.
De rechtbank heeft [naam01] uitgenodigd voor een gesprek. Hierop is geen reactie gekomen.

Feiten

  • [naam01] is erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
  • [naam01] verblijft bij de pleegmoeder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 augustus 2023 [naam01] onder toezicht gesteld van 24 augustus 2023 tot 24 augustus 2024 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder en de vader over [naam01] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [naam01] .
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam01] woont al vanaf zijn eerste levensjaar bij de pleegmoeder. [naam01] heeft duidelijk aangegeven dat hij bij de pleegmoeder wil opgroeien en zijn ouders en grootouders moederszijde wil blijven zien volgens de regeling die er nu ligt. [naam01] gaat op dit moment eens in de drie weken een weekend naar de moeder en de grootouders moederszijde. [naam01] ziet de vader als de vader naar de pleegmoeder komt en hij heeft ook regelmatig appcontact met hem. Al sinds 2017 wordt door de Raad aangegeven en door de rechtbank overwogen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing niet meer de geëigende maatregelen zijn, omdat duidelijk is dat niet meer gewerkt zal worden aan een terugplaatsing bij één van de ouders. [naam01] heeft al jarenlang geen duidelijkheid over zijn opgroeiperspectief en hij heeft de afgelopen jaren ook weinig tot geen betrokkenheid van de ouders ervaren. De ouders zijn slecht tot niet bereikbaar voor de hulpverlening, waardoor er geen sprake is van een constructieve samenwerking tussen de ouders, de pleegmoeder en de hulpverlening. Ook de Raad is het, ondanks diverse pogingen, niet gelukt om met de ouders in contact te komen. Hoewel er geen sprake is van een constructieve samenwerking, wordt er binnen de ondertoezichtstelling niet tegenaan gelopen dat bijvoorbeeld beslissingen omtrent school niet kunnen worden genomen. Zo weet school dat [naam01] bij de pleegmoeder opgroeit en dat zij daarom de beslissingen kan nemen. De Raad maakt zich wel zorgen over de loyaliteit van [naam01] . Er wordt al jaren aan hem getrokken. [naam01] moet zich manoeuvreren in alle werelden en wil iedereen tevreden houden. Jeugdformaat geeft aan dat hij iedereen naar de mond praat en sociaal-wenselijk is in het contact. [naam01] staat niet open voor hulpverlening, bijvoorbeeld in de vorm van psycho-educatie. Er zijn verder geen zorgen over de opvoedsituatie bij de pleegmoeder. De Raad heeft wel wat zorgen over haar gezondheid. Zij is al op leeftijd en heeft zo nu en dan lichamelijke klachten. Gelukkig is er wel een netwerk om op terug te vallen. Het is voor alle betrokkenen (tot op zekere hoogte) duidelijk dat [naam01] bij de pleegmoeder zal opgroeien, al wenst de moeder nog steeds dat zij voor hem kan zorgen. De moeder heeft veel boosheid en wantrouwen richting de hulpverlening. De Raad vreest dat de moeder zich een dominantere rol gaat toe-eigenen in het leven van [naam01] als de plaatsing in het vrijwillig kader wordt voortgezet. Daarnaast zou afschalen naar het vrijwillig kader een proactieve houding van de ouders vragen. Daarvan is geen sprake. Het telkens verlengen van de maatregelen is ook niet wenselijk, omdat dan elk jaar weer nadruk wordt gelegd op de situatie. Daarbij speelt ook het feit dat de ouders niet samenwerken met de gecertificeerde instelling en de pleegmoeder een rol. De Raad verzoekt daarom het gezag van de ouders te beëindigen. Dat neemt niet weg dat er blijvend moet worden ingezet op het contact tussen [naam01] en de ouders. De Raad acht het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling wordt belast met de voogdij. De gecertificeerde instelling kan als neutrale instantie regie voeren over het contact tussen [naam01] , de ouders en de grootouders moederszijde. De contacten tussen de pleegmoeder en de moeder en grootouders moederszijde zijn fragiel en hier moet dan ook niet teveel druk op worden gelegd.

De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Beide ouders hebben de afgelopen jaren geen invulling gegeven aan hun gezag. Desondanks is het de pleegmoeder wel gelukt om beslissingen te nemen omtrent school. Het is voor [naam01] belangrijk dat er duidelijkheid komt. Beide ouders - met name de vader - zijn uit beeld geweest. Het is positief dat [naam01] op dit moment contact heeft met de vader en de moeder. Hij heeft het goed bij de pleegmoeder en wil daar opgroeien. Dat neemt niet weg dat [naam01] spanningen en onrust ervaart door de huidige situatie. [naam01] bevindt zich in een ingewikkelde familiedynamiek, waarbij de verstandhouding tussen de familieleden flink is verstoord. Er wordt van alle kanten aan hem getrokken en hij wordt ingezet als middel om informatie te vergaren. Het is belangrijk dat daar een einde aan komt, zodat [naam01] zich kan richten op zijn eigen ontwikkeling. Daarvoor is het noodzakelijk dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. Een overheveling naar het vrijwillig kader is niet mogelijk, omdat de onderlinge dynamiek te complex is en de ouders niet in staat zijn om afspraken met elkaar te maken. Een voortzetting van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing is ook geen optie meer. [naam01] zit al te lang klem en het lukt niet om met de ouders in contact te komen en te blijven. De gecertificeerde instelling staat daarom achter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Daarbij is het belangrijk dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling wordt belegd, zodat een neutrale derde de regie kan voeren.
Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe is aangevoerd dat niet aan de gronden voor gezagsbeëindiging is voldaan. Het beëindigen van het ouderlijk gezag betekent een inmenging in het gezinsleven van ouders en kind. Om die reden is het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van belang bij de beoordeling of die inmenging gerechtvaardigd is. De inmenging moet in redelijke verhouding staan tot het doel dat wordt nagestreefd. Ook moet de maatregel noodzakelijk zijn. Aan die eisen wordt in dit geval niet voldaan. [naam01] ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder en heeft het daar naar zijn zin. Hij heeft contact met beide ouders en met zijn grootouders moederszijde. De Raad voert aan dat [naam01] duidelijkheid moet hebben over waar hij gaat opgroeien, maar die duidelijkheid heeft [naam01] al heel lang. De Raad kan nu ook niet aankomen met het argument dat de aanvaardbare termijn is verstreken. Dat is immers al geruime tijd het geval. Het klopt dat er conflicten spelen binnen het netwerk waardoor [naam01] loyaliteitsproblemen ervaart. Een gezagsbeëindigende maatregel gaat daar echter geen verandering in brengen. Ook worden er geen problemen ervaren ten aanzien van gezagsbeslissingen. De ouders hebben altijd meegewerkt aan hulpverlening en misbruiken hun gezag niet. Het beëindigen van het ouderlijk gezag heeft dan ook geen toegevoegde waarde en daarom moet volstaan worden met een minder verstrekkende maatregel, namelijk het jaarlijks verlengen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. [naam01] bereikt over anderhalf jaar de meerderjarigheid, waardoor de kinderbeschermingsmaatregelen nog hooguit twee keer verlengd moeten worden. Gelet op het bovenstaande verzoekt de moeder het verzoek dan ook af te wijzen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat het haar niet is gelukt om contact met de vader te krijgen. De advocaat acht zich daarom niet in staat om namens de vader een inhoudelijk standpunt in te nemen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige over wie het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe als volgt. [naam01] is al in juni 2008 onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst, omdat er ernstige zorgen waren over zijn veiligheid en ontwikkeling. De zorgen waren onder andere gelegen in de relationele problemen van de ouders, het huiselijk geweld, de psychische problematiek van de moeder en de drugsproblematiek van de vader. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn nadien steeds verlengd. [naam01] woont al die jaren al bij de pleegmoeder. [naam01] heeft zich volledig gehecht aan de pleegmoeder en heeft daar zijn veilige en stabiele basis. Ook op school gaat het goed met [naam01] . Wel is sprake van een zeer ingewikkelde familiedynamiek. [naam01] zit dan ook al jaren klem tussen de familieleden en heeft hier zichtbaar last van. Hij heeft moeite met het uiten van zijn eigen gevoelens en emoties en doet sociaal-wenselijke uitlatingen richting alle betrokkenen. Het is knap dat [naam01] zich al jaren staande weet te houden in deze situatie. De rechtbank vindt het - net als de Raad en de gecertificeerde instelling - heel zorgelijk dat [naam01] betrokken wordt bij de onderlinge conflicten tussen de diverse familieleden en dat er daardoor constant spanning en onrust is in zijn leven. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit een grote weerslag heeft op de ontwikkeling van [naam01] . Het is wel positief dat [naam01] contact heeft met beide ouders en de grootouders moederszijde. De rechtbank leidt uit de stukken en het onderzoek van de Raad af dat het de moeder en de vader de afgelopen jaren niet is gelukt om te profiteren van de geboden hulpverlening en een voldoende stabiele en veilige opvoedsituatie voor [naam01] te creëren. Daarbij speelt de eigen problematiek van beide ouders een rol. De moeder en de vader lijken allebei een groot wantrouwen richting de gecertificeerde instelling te hebben, waardoor zij contact met de gecertificeerde instelling afhouden. [naam01] woont het overgrote deel van zijn leven bij de pleegmoeder en het is zijn eigen wens om daar te blijven wonen. De rechtbank constateert dat een thuisplaatsing bij (één van) de ouders al geruime tijd niet meer in de rede ligt. Aangezien het duidelijk is dat het perspectief van [naam01] niet bij (één van) de ouders ligt, vindt de rechtbank de maatregelen van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing - anders dan de moeder heeft aangevoerd - niet langer passend voor de huidige situatie. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Er is sprake van een verstoorde familiedynamiek. Het lukt het netwerk niet om onderling tot afspraken te komen en samen te werken in het belang van [naam01] . [naam01] zit al jaren klem en er wordt continu aan hem getrokken. De aanvaardbare termijn voor [naam01] om onzekerheid te ervaren over waar en bij wie hij zal opgroeien is ruimschoots verstreken. De moeder en de grootouders moederszijde blijven de wens houden om voor [naam01] te zorgen en zij projecteren dit ook op hem. Hierdoor blijft [naam01] spanningen en onrust ervaren over zijn opgroeiperspectief, terwijl de focus zou moeten liggen op zijn ontwikkeling en het hebben van onbelast contact met alle familieleden. [naam01] heeft er belang bij dat hij zeker weet dat hij bij de pleegmoeder kan blijven. Beëindiging van het gezag draagt daaraan bij, omdat de juridische situatie verandert en daarmee aansluit bij de feitelijke situatie. Hiermee is voor alle betrokkenen definitief duidelijk waar en bij wie [naam01] zal verblijven. Gelet op de onderlinge verstandhouding binnen het netwerk, is de rechtbank er ook niet van overtuigd dat de hulpverlening en het verblijf van [naam01] bij de pleegmoeder in vrijwillig kader voortgezet kunnen worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en dat beëindiging van het gezag van de moeder en de vader een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder en de vader dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de moeder en de vader altijd de ouders van [naam01] blijven en dat hun ouder-kind band behouden moet blijven. Zowel de moeder als de vader houden het recht om contact te hebben met [naam01] .
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder en de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [naam01] te aanvaarden. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [naam01] is dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie beslissingen nemen in het belang van [naam01] .

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
-
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 1986 in [geboorteplaats01] ,
en
de vader:
-
[naam03], geboren op [geboortedatum03] 1977 in [plaats01] ,
over de minderjarige:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, mr. E.E. Schotte en
mr. S.J. Huizenga, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.