ECLI:NL:RBDHA:2023:20294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/09/652277 / FA RK 23-5872 en C/09/651295 / JE RK 23-1538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een complexe jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [naam01] en de benoeming van de gecertificeerde instelling als voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam01], geboren in 2014, in een onveilige en instabiele situatie opgroeide bij zijn moeder, die kampt met ernstige persoonlijke problematiek, waaronder alcoholgebruik en relatieproblemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de moeder niet in staat is om de zorg voor [naam01] te dragen. De rechtbank heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, maar deze bleken niet meer passend gezien de situatie. De moeder heeft sinds december 2022 geen contact meer met [naam01] en is niet betrokken bij zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam01] is om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling als voogd aan te stellen, zodat er een veilige en stabiele omgeving voor hem kan worden gecreëerd. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de moeder altijd de ouder van [naam01] zal blijven, maar dat contactherstel in de toekomst moet worden overwogen. Het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat deze maatregelen niet meer nodig zijn nu het gezag is beëindigd.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/652277 / FA RK 23-5872 en C/09/651295 / JE RK 23-1538
Datum uitspraak: 24 november 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij

in de zaak naar aanleiding van het op 25 juli 2023 ingekomen verzoek (hierna te noemen: verzoekschrift I) van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

en
in de zaak naar aanleiding van het op 27 juli 2023 ingekomen verzoek (hierna te noemen: verzoekschrift II) van:

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

over:

[naam01] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan ten aanzien van verzoekschrift I:
de gecertificeerde instelling, voornoemd,

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.W. van Eeuwijk, gevestigd te Den Haag,

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan ten aanzien van verzoekschrift II:
de moeder, voornoemd,
de pleegouders, voornoemd.

Het procesverloop

Bij beschikking van 21 september 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 26 september 2023 tot 26 november 2023 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • verzoekschrift I met bijlagen;
  • verzoekschrift II met bijlagen;
  • de beschikking van 21 september 2023.
Op 14 november 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank beide zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam05] , namens de Raad;
  • [naam06] en [naam07] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder;
  • de pleegouders;
  • [naam08] , traumabehandelaar van [naam01] , als informant.
De moeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [naam01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 september 2022 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 26 september 2022 tot 26 september 2023 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in voorziening voor pleegzorg.

De verzoeken

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [naam01] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [naam01] .
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van het aangehouden deel van het verzoek, te weten tien maanden.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder als volgt gemotiveerd. [naam01] is een kwetsbare jongen die opgroeide in een spanningsvolle gezinssituatie. Toen [naam01] drie jaar was, is hij voor de eerste keer uithuisgeplaatst. Hierna is lange tijd gewerkt aan een thuisplaatsing, maar dit is uiteindelijk niet gelukt. Er is nog altijd sprake van persoonlijke problematiek bij de moeder, waardoor zij de zorg voor [naam01] niet op zich kan nemen. Er is bij de moeder sprake van relatieproblemen, een belast verleden, alcoholgebruik, onvoldoende financiële middelen en een instabiele woonsituatie. Deze persoonlijke problematiek, in combinatie met haar wisselende pedagogische aanpak, zorgt voor onvoldoende stabiliteit en veiligheid voor de kwetsbare jongen die [naam01] is. Sinds december 2022 is er geen contact tussen [naam01] en de moeder. Tot dat moment had de moeder één keer in de zes weken een uur omgang met [naam01] . De moeder kwam vaak niet opdagen of hield zich niet aan de afspraken, zoals niemand meebrengen naar de omgang en niet onder invloed van middelen zijn. Daarnaast liet [naam01] veel spanning en extreem gedrag zien tijdens en na de omgang met de moeder, waaronder gillen en zoeken naar bevestiging. De moeder heeft inmiddels al maandenlang niks van zich laten horen en is ook niet in gesprek gegaan met de Raad. Het is dan ook niet mogelijk geweest om de visie van de moeder in het raadsrapport weer te geven. Ook voor de gecertificeerde instelling is het lastig gebleken om contact te krijgen met de moeder. De moeder is nauwelijks betrokken bij [naam01] en komt niet naar evaluatiemomenten. Het lukt de gecertificeerde instelling nauwelijks om de moeder toestemming te laten geven voor gezagsbeslissingen. [naam01] krijgt op dit moment GGZ-behandeling waarbij hij langzaam leert om te vertrouwen op de volwassenen om hem heen en leert omgaan met de heftige gebeurtenissen uit het verleden. Het is duidelijk dat er nog lange tijd nodig zal zijn voor hij kan omgaan met zijn emoties. Het is voor de Raad duidelijk dat [naam01] gebaat is bij een veilige, voorspelbare plek waar hij mag zijn wie hij is en waar hij hulp heeft om zich positief te ontwikkelen. De Raad meent dat die plek in het huidige pleeggezin is. [naam01] voelt zich thuis in het pleeggezin. Hij heeft een hechte band opgebouwd met zijn pleegouders en pleegbroer. Het is duidelijk dat [naam01] veel bevestiging, structuur en veiligheid nodig heeft en de pleegouders kunnen hem dat bieden. De pleegouders reageren adequaat op het gedrag van [naam01] en bieden hem de ruimte om zich positief te kunnen ontwikkelen. Voor de toekomst is het belangrijk dat wordt gewerkt aan contactherstel met de moeder. Het is noodzakelijk dat [naam01] duidelijkheid krijgt over zijn toekomstperspectief. De Raad verzoekt daarom het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes. De gecertificeerde instelling kan als neutrale instantie toezicht houden op de ontwikkeling van [naam01] . Dit zorgt er ook voor dat er geen spanningen ontstaan tussen de moeder en de pleegouders. Wellicht kan de voogdij in de toekomst worden overgedragen aan de pleegouders. Dat is op dit moment niet mogelijk, nu de plaatsing van [naam01] nog altijd geheim is voor de moeder en er geen contact is tussen de moeder en de pleegouders.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. [naam01] ontwikkelt zich goed bij de pleegouders en heeft al flinke stappen gezet. Hij volgt op dit moment onderwijs en gaat sinds april 2023 naar de buitenschoolse opvang (Jij&Ik). [naam01] heeft veel begeleiding nodig en vraagt daarom veel aandacht van zijn opvoeders. De pleegouders zijn in staat hem de zorg te bieden die hij nodig heeft. De gecertificeerde instelling complimenteert de pleegouders voor de manier waarop zij zich inzetten voor [naam01] . [naam01] is in december 2022 gestart met traumabehandeling. In het kader van de traumabehandeling is de omgang tussen [naam01] en de moeder stopgezet. De omgang met de moeder en de teleurstellingen (veroorzaakt door het afzeggen van de omgangsmomenten door de moeder) zorgden namelijk voor teveel spanning en onrust bij [naam01] . Recent is gestart met EMDR-behandeling. Dit zal een intensief traject voor hem zijn, omdat daarbij de beelden van de trauma’s weer naar boven komen. Na de EMDR-behandeling zal de levensgeschiedenis van [naam01] in kaart worden gebracht. Verder geeft ook de gecertificeerde instelling aan dat het contact met de moeder moeizaam verloopt en dat de moeder veelal geen toestemming geeft voor gezagsbeslissingen. Hierdoor heeft de behandeling van [naam01] vertraging opgelopen. De moeder is niet in staat in het belang van [naam01] te denken en te handelen. De gecertificeerde instelling staat daarom achter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Indien een gezagsbeëindigende maatregel niet passend wordt geacht, verzoekt de gecertificeerde instelling het aangehouden deel van het verzoek toe te wijzen en de kinderbeschermingsmaatregelen met tien maanden te verlengen.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het hem niet is gelukt om contact met de moeder te krijgen. De advocaat acht zich daarom niet in staat om namens de moeder een inhoudelijk standpunt in te nemen.
De pleegouders hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over de verzoeken. Wel hebben zij naar voren gebracht dat het naar omstandigheden goed gaat met [naam01] . Door de traumabehandeling komen er momenteel veel herinneringen bij hem naar boven en dit is terug te zien in zijn gedrag. De pleegouders zien dat [naam01] al flinke stappen heeft gezet. Zo praat hij meer over vroeger en geeft hij het aan als hij woede en boosheid voelt opkomen. De pleegouders zijn dankbaar voor de betrokken hulpverlening. [naam01] voelt zich thuis in het pleeggezin en geeft zelf aan niet weg te willen. Hij heeft op dit moment geen omgang met de moeder en daar vraagt hij ook niet om. De pleegouders houden heel veel van [naam01] en staan ervoor open om op termijn met de voogdij over [naam01] belast te worden.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe als volgt. [naam01] is in september 2021 uithuisgeplaatst, omdat er ernstige zorgen waren over zijn veiligheid en ontwikkeling. De zorgen waren onder andere gelegen in de ernstige gedragsproblemen die [naam01] vertoonde en zijn hechtingsproblematiek. [naam01] was zelfbepalend, ongeremd en deed impulsieve dingen, waardoor hij zichzelf in gevaar bracht. Het lukte de moeder onvoldoende om [naam01] hierin te begrenzen. Inmiddels woont [naam01] al enige tijd - sinds april 2022 - bij de pleegouders. Door zijn belaste verleden heeft [naam01] een bovengemiddelde behoefte aan structuur en duidelijkheid. In het pleeggezin heeft [naam01] zijn veilige en stabiele basis, waardoor hij toekomt aan zijn eigen ontwikkeling. [naam01] heeft zich gehecht aan de pleegouders en zijn pleegbroer en voelt zich thuis in het pleeggezin. Niettemin zijn er nog altijd grote zorgen over de ontwikkeling van [naam01] . Zo kampt hij met onverwerkte trauma’s uit zijn verleden waarvoor hij op dit moment traumabehandeling krijgt. Daarin laat hij positieve stappen zien. Hij heeft echter nog een lange weg te gaan om de gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven. Zijn problematiek maakt dat hij een bovengemiddelde opvoedbehoefte heeft. Dit vraagt veel van zijn opvoeders. De rechtbank is van oordeel dat de moeder niet tegemoet kan komen aan de opvoedbehoeften van [naam01] . De rechtbank leidt uit de stukken en het onderzoek van de Raad af dat het de moeder de afgelopen jaren niet is gelukt om te profiteren van de geboden hulpverlening en om een voldoende stabiele en veilige opvoedsituatie voor [naam01] te creëren. Daarbij speelt de eigen problematiek van de moeder een grote rol. Er is bij de moeder sprake van relatieproblemen, een belast verleden, alcoholgebruik, onvoldoende financiële middelen en een instabiele woonsituatie. De moeder is door haar persoonlijke problematiek niet in staat [naam01] de bovengemiddelde zorg te bieden die hij nodig heeft. Aangezien het duidelijk is dat het perspectief van [naam01] niet bij de moeder ligt en de moeder ieder contact heeft verbroken, vindt de rechtbank de maatregelen van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing niet langer passend voor de huidige situatie. Uit het systeem van de wet volgt immers dat een verlenging van de maatregelen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet geëigend is als thuisplaatsing niet meer aan de orde is. Dat verhoudt zich namelijk niet tot de tijdelijkheid van de maatregelen, die er in beginsel op zijn gericht de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding weer bij de ouder met gezag te leggen. De rechtbank is er verder niet van overtuigd dat de hulpverlening en het verblijf van [naam01] bij de pleegouders in vrijwillig kader voortgezet kunnen worden. Uit het raadsrapport maakt de rechtbank op dat de moeder zich niet kan verenigen met de plaatsing in het pleeggezin. Daarnaast is het de afgelopen jaren moeizaam gebleken om toestemming van de moeder te krijgen. Dit zorgt voor vertraging bij het nemen van gezagsbeslissingen, waarbij het ook is voorgekomen dat een behandelplek voor [naam01] was vergeven omdat het te lang duurde om toestemming van de moeder te krijgen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en dat beëindiging van het gezag van de moeder een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de moeder altijd de ouder van [naam01] blijft en dat hun ouder-kind band ook in de toekomst behouden moet blijven. De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling dan ook mee dat - op termijn - gekeken moet worden of contactherstel tot de mogelijkheden behoort. Het belang van [naam01] zal hierbij uiteraard leidend moeten zijn.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [naam01] te aanvaarden. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [naam01] is dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie beslissingen nemen in het belang van [naam01] . De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling wel mee dat zij moet blijven monitoren of een voogdij-overdracht naar de pleegouders op den duur mogelijk is, omdat het de voorkeur geniet om de voogdij bij een natuurlijk persoon te beleggen.
Uit de toewijzing van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder volgt dat voor toewijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing geen plaats meer is. De rechtbank wijst het verzoek van de gecertificeerde instelling dan ook af.
Beslissing
De rechtbank:
inzake C/09/652277 / FA RK 23-5872:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
-
[naam02], geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
over de minderjarige:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
inzake C/09/651295 / JE RK 23-1538:
wijst af het aangehouden deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] .
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, mr. B. Martinez-Hammer en
mr. S.J. Huizenga, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.