ECLI:NL:RBDHA:2023:20288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.31371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat is aanvaard. Eiseres betwist dat Frankrijk verantwoordelijk is, en stelt dat Italië inmiddels verantwoordelijk is geworden. De rechtbank volgt deze stelling niet en concludeert dat Frankrijk verantwoordelijk blijft voor de aanvraag van eiseres.

Eiseres voert verder aan dat zij als bijzonder kwetsbare asielzoeker niet kan worden overgedragen aan Frankrijk op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van dit beginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de Franse autoriteiten zich aan hun internationale verplichtingen zullen houden en dat eiseres in Frankrijk kan klagen over eventuele tekortkomingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31371
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, K. Okorie als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Claimverzoek
5. Eiseres voert aan dat Frankrijk niet langer verantwoordelijk is voor het verzoek om internationale bescherming van eiseres, maar dat Italië inmiddels verantwoordelijk is geworden daarvoor. Verweerder heeft op 9 augustus 2023 zowel een claimverzoek naar Frankrijk als naar Italië verzonden. Frankrijk heeft op 20 augustus 2023 het claimverzoek geaccepteerd. Het claimverzoek naar Italië liep nog en met het verstrijken van de termijn van twee maanden na het indienen van het claimverzoek is de verantwoordelijkheid overgegaan naar Italië. Verder betwist eiseres dat het claimverzoek aan Italië door verweerder is ingetrokken nu het bewijs daarvoor ontbreekt en de datum op de ontvangstbevestiging niet overeenkomt met de datum in het systeem en niet te zien is welk document is meegezonden.
6. De rechtbank volgt eiseres haar stelling niet. Verweerder heeft op 9 augustus 2023 een claimverzoek verzonden aan Frankrijk en Italië. Frankrijk heeft op 20 augustus 2023, voor het verstrijken van de reactietermijn van twee weken, het claimverzoek geaccepteerd. Daarmee staat de verantwoordelijkheid van Frankrijk vast. Verder heeft verweerder op
26 september 2023 het claimverzoek aan Italië ingetrokken. De Italiaanse Dublinunit heeft op 26 september 2023 een ontvangbevestiging verzonden aan Nederland met als onderwerp ‘request withdrawal’. De rechtbank gaat uit van de juistheid van dit document en dat de intrekking daadwerkelijk verzonden en ontvangen is. Dat bij de documentaanduiding van dit document in het systeem als datum 25 september 2023 is opgenomen, is onvoldoende om hier niet vanuit te gaan. Evenmin dat de bijlage niet is bijgevoegd in dit document. Naar het oordeel van de rechtbank is Frankrijk verantwoordelijk voor het verzoek om internationale bescherming van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiseres voert verder aan dat in het geval van bijzonder kwetsbare asielzoekers ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres verwijst daartoe naar de uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover van 25 juli 20232, de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 15 september 20233 en naar het AIDA-rapport (update 2022). Eiseres dient als bijzonder kwetsbaar te worden aangemerkt, omdat zij slachtoffer is van mensenhandel en psychische problemen heeft.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.4 Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.5
2 15 A 3773/23.
4 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
5 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 91-92.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Frankrijk heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook ten aanzien van bijzonder kwetsbaren voor zover eiseres daar onder valt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraak van 2 augustus 2023, waaruit volgt dat het AIDA-rapport Update 2022 geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan al eerder naar voren is gekomen in het AIDA-rapport Update 2021. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de opvangvoorzieningen voor bijzonder kwetsbare asielzoekers of bijzonder kwetsbare Dublinclaimanten in Frankrijk zodanige gebreken kennen dat voor deze groep vreemdelingen wel een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest bestaat. Ook heeft eiseres geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij in het geheel niet in staat zal zijn om zich te redden in Frankrijk. Bovendien blijkt uit haar eigen verklaringen dat zij eerder in Frankrijk een asielaanvraag heeft kunnen doen en opvang heeft genoten. Het beroep van eiseres op de uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover van 25 juli 2023 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 15 september, slaagt niet. In die uitspraken gaat het om een alleenstaande vrouw met een baby wat niet vergelijkbaar is met de situatie van eiseres. Gelet op het voorgaande hoeft verweerder dus geen individuele garanties van de Franse autoriteiten te vragen voordat hij eiseres overdraagt aan Frankrijk. Verder hebben de Franse autoriteiten middels het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming van eiseres in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Franse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Indien eiseres in Frankrijk wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van haar asielaanvraag, in de opvang, of anderszins, kan zij hierover klagen bij de Franse (hogere) autoriteiten). Niet is gebleken dat klagen bij de Franse autoriteiten voor eiseres niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. Ook zal zij zich voor eventuele bescherming kunnen wenden tot de Franse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.