Uitspraak
Fw)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de afkoelingsperiode in het kader van een besloten akkoordprocedure. Verzoekster, een besloten vennootschap, had op 18 september 2023 een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet ingediend en een afkoelingsperiode van drie maanden aangevraagd, welke op 29 september 2023 door de rechtbank was verleend. Deze afkoelingsperiode was bedoeld om de mogelijkheid van een akkoord met schuldeisers te onderzoeken.
Echter, op 15 december 2023 heeft verzoekster verzocht om de afkoelingsperiode op te heffen, omdat zij voornemens was een eigen aangifte tot faillietverklaring in te dienen. Dit verzoek volgde op een situatie waarin haar grootste leverancier had aangegeven geen goederen meer te zullen leveren, tenzij de openstaande vordering direct werd betaald. Verzoekster was hierdoor genoodzaakt haar activiteiten te staken en kon geen nieuwe leveranciers vinden. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de situatie van verzoekster geoordeeld dat het niet meer mogelijk was om een akkoord tot stand te brengen.
De rechtbank heeft vervolgens het verzoek tot opheffing van de afkoelingsperiode toegewezen, omdat verzoekster niet langer voldeed aan de voorwaarden van artikel 376 lid 1 en 4 Faillissementswet. De beslissing om de afkoelingsperiode op te heffen werd in het openbaar uitgesproken door de rechters, met de voorzitter mr. F. Damsteegt, en de andere rechters mr. A.E. de Vos en mr. R. Cats. De griffier R. Becker was ook aanwezig bij de uitspraak.