ECLI:NL:RBDHA:2023:20158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.37708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 19 augustus 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 27 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 12 december 2023, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervindt van de familie van een slachtoffer van een moord waarvoor hij in het verleden betrokken was. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig zijn en dat hij zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangevoerde problemen met de familie ongeloofwaardig zijn, vooral omdat hij geen details kan geven over deze familie en inconsistenties vertoont in zijn verklaringen.

Daarnaast stelt eiser dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader medisch advies te vragen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is dat eiser tijdens het gehoor beperkt was door psychische of lichamelijke klachten. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de asielaanvraag terecht is afgewezen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37708

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 19 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 november 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft in onderhavige procedure naar voren gebracht dat hij circa tien jaar geleden drie mannen heeft afgezet met zijn auto, dat er toen iemand is vermoord en dat hij zeven jaar heeft vastgezeten voor diefstal in vereniging, met gebruikmaking van wapens. Volgens eiser heeft hij na zijn vrijlating problemen ondervonden van de familie van het slachtoffer. Eiser stelt dat vanuit een auto op zijn huis is geschoten en dat dit huis daarna meerdere malen is bezocht.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft opgemerkt dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond. Voor deze procedure zijn de door eiser genoemde persoonsgegevens wel aangehouden. Verweerder heeft de gestelde problemen met de familie van degene die is vermoord ongeloofwaardig geacht. Daarbij is er op gewezen dat eiser niets over de familie weet te vertellen en tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop de problemen met de familie zijn begonnen. Ook is gewezen op tegenstrijdigheden over het handelen na de gestelde beschieting. Verder is overwogen dat de bij de zienswijze overgelegde stukken niet zien op dit element. De verklaringen van eiser leiden niet tot vergunningverlening. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Beoordeling
6. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader medisch advies te vragen.
6.1.
In het op 3 oktober 2023 uitgebrachte medische advies is vermeld dat er geen medische klachten zijn gebleken tijdens het onderzoek en dat er geen beperkingen aanwezig zijn die het gehoor belemmeren. Eiser heeft bij aanvang van het nader gehoor naar voren gebracht dat hij veel problemen heeft en iemand nodig heeft die hij kan vertrouwen, zodat hij over zijn problemen kan praten. De gehoormedewerker heeft -na een pauze- eiser uitgelegd dat hij drie maanden de tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op het gehoor en dat hij met de IND in gesprek dient te gaan over de asielmotieven. Eiser heeft vervolgens verklaard over zijn asielmotieven en voor de middagpauze, desgevraagd, geantwoord, alles te hebben kunnen vertellen (blz. 10). Na de middagpauze heeft eiser laten weten fit genoeg te zijn om door te gaan met het gehoor (blz. 10). Aan het einde van het gehoor heeft eiser, desgevraagd, geantwoord goed te zijn behandeld (blz. 21).
6.2.
Zoals verweerder ook stelt is verder niet met documenten onderbouwd dat eiser bij het gehoor beperkt was vanwege psychische en lichamelijke klachten. De opmerking van verweerder dat eiser zich niet heeft gewend tot een arts of het spreekuur van de GZA heeft bezocht, is verder niet bestreden.
6.3.
De rechtbank ziet in het betoog geen grond voor het oordeel dat verweerder hier onzorgvuldig heeft gehandeld.
7. Eiser stelt dat hij onderbouwd heeft dat hij gevaar loopt in Algerije en geen bescherming kan krijgen. Hij bestrijdt daarbij een aantal punten uit de beschikking.
7.1.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor het volgende verklaard:
“ik weet niet veel over deze familie want ik ken ze niet. (…) ik heb geen namen (blz. 16-17).”
7.2.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor op blz. 17 verklaard dat de problemen pas begonnen na de gestelde beschieting:
“daarvoor had ik eigenlijk geen problemen met ze. Ik kende ze ook niet.”Deze verklaring staat haaks op de verklaring van eiser dat hij voor de beschieting is verhuisd vanwege problemen met de familie (blz. 8) en dat hij voor de beschieting een aantal mensen had gevraagd om te bemiddelen (blz. 18).
7.3.
Met de in beroep gemaakte opmerkingen, waarbij een familienaam is genoemd, heeft eiser deze, alsook andere, door verweerder aangehaalde, tegenstrijdigheden en ongerijmdheden niet weggenomen.
7.4.
Eiser heeft ter zitting nog gewezen op het uitblijven van een reactie op punt 7 van de zienswijze. Hier staat:
“Client geeft aan bezig te zijn met de video’s. Dit is helaas niet via de fax in te dienen.”Anders dan eiser stelt is in het bestreden besluit wel een reactie gegeven (op blz. 5-6). Verweerder heeft overwogen dat uit de zienswijze niet blijkt wat er op de video’s te zien is en of eiser reeds in het bezit is van video’s die zijn asielrelaas kunnen onderbouwen. Ook is er op gewezen dat eiser inconsistent heeft verklaard over het verkrijgen van video’s, nu hij tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij video’s heeft ontvangen en later dat hij hiervoor contact moet opnemen met het thuisfront.
7.5.
In beroep heeft de gemachtigde van eiser naar voren gebracht dat er een video is waarop mannen met bivakmutsen te zien zijn en schreeuwende personen zijn te horen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de video die er volgens eiser zou zijn -waarop niet te zien is wie de mensen zijn of waar ze zijn- de conclusie van verweerder niet anders maakt.
Eiser heeft niet uiteengezet waarom de video het asielrelaas kan onderbouwen. Daarom is niet duidelijk welke waarde volgens eiser aan de video gehecht kan worden. Hetgeen door eiser over de video naar voren is gebracht, is onvoldoende om afbreuk te kunnen doen aan het bestreden besluit (zie ook: de uitspraak van de ABRvS van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4216).
8. Eiser heeft geen gronden gericht tegen de beoordeling van de zwaarwegendheid van de wel geloofwaardig geachte elementen. Ook anderszins zijn er geen gronden ingediend die kunnen afdoen aan het bestreden besluit.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.