Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Procesafspraken
- een bewezenverklaring van (feit 1) de handel in harddrugs, in vereniging gepleegd, tussen 11 januari 2022 tot en met 16 mei 2022,
- een bewezenverklaring van (feit 2) het bezit van 30 gram XTC/MDMA, 28,3 gram cocaïne en 12,6 gram heroïne in vereniging met anderen op 17 mei 2022,
- vrijspraak ten aanzien van (feit 3) de deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk harddrugs te verhandelen,
- een bewezenverklaring van (feit 4) het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 1398,04, en
- een bewezenverklaring van (feit 1) het handelen in strijd met gedragsaanwijzing in de periode van 6 mei 2020 tot en met 2 juni 2020, en
- een bewezenverklaring van (feit 2) het bezit van 14,1 gram cocaïne en 0,2 gram heroïne op 14 mei 2020.
- indien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring zou komen, maar uitsluitend voor zover hierdoor de aard van het delict wezenlijk verandert;
- indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de overeengekomen straf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
4.De bewijsbeslissing
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 08 april 2020 gegeven door de officier van justitie te ’s-Gravenhage. Uit de in het dossier bevindende gedragsaanwijzing blijkt echter dat het bevel, inhoudende het contactverbod, is gegeven op grond van artikel 509hh, eerste lid,
onderdeel avan het Wetboek van Strafvordering. Artikel 184a Sr is alleen van toepassing op een gedragsaanwijzing gegeven op grond van de omstandigheid genoemd onder b van artikel 509hh lid 1 Sv. Indien de gedragsaanwijzing is gegeven op grond van de omstandigheden genoemd onder a of c, valt opzettelijke overtreding van de gedragsaanwijzing onder de werkingssfeer van artikel 184 Sr. Nu dit feit niet aan de verdachte ten laste is gelegd en de gedragsaanwijzing niet is gegrond op onderdeel b van artikel 509hh Sv, zal de verdachte van het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
subsidiair
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De strafoplegging
8.Het voorwaardelijke verzoek tot heropening
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
12 (TWAALF) MAANDEN;
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
3 (DRIE) MAANDEN;