In deze zaak heeft eiser, een Iraanse nationaliteit, op 3 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 7 september 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Op 30 oktober 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris om op de aanvraag van eiser te beslissen, is verstreken op 3 september 2023. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De staatssecretaris is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.