ECLI:NL:RBDHA:2023:20029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.29582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiseres, een derdelander uit Oekraïne, had eerder tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De staatssecretaris had op 23 augustus 2023 besloten om de tijdelijke bescherming te beëindigen, na een voornemen dat op 3 juli 2023 was gecommuniceerd. Eiseres heeft haar zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is.

De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres, waaronder het beroep op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, niet slagen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van een ondubbelzinnige toezegging dat haar tijdelijke bescherming langer zou duren dan de gestelde datum.

Daarnaast wordt het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de staatssecretaris onterecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 23 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023. Daarnaast heeft verweerder eiseres opgedragen om Nederland binnen een termijn van vier weken te verlaten en terug te keren naar Nigeria.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Eiseres heeft haar zienswijze ingebracht. Vervolgens is op 23 augustus 2023 de asielaanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld en is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming van eiseres aan de hand van haar beroepsgronden.
3. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep, waaronder eiseres valt, te beëindigen. [3] Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat een deel van de beroepsgronden van eiseres eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder, het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. In de uitspraak heeft de rechtbank het A2A arrest waar eiseres naar heeft verwezen betrokken. [4] De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. [5] De rechtbank is bekend met de uitspraak, maar volgt in de zaak van eiseres de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 30 oktober 2023 heeft uitgezet. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een ondubbelzinnige toezegging dat de aan haar facultatief geboden tijdelijke bescherming langer zou duren dan 4 september 2023. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt om die reden.
4.2.
De rechtbank volgt eiseres verder niet in het betoog dat de beëindiging van haar tijdelijke bescherming in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat eiseres dit niet nader heeft onderbouwd. Daartoe acht de rechtbank de enkele stelling dat Oekraïners en derdelanders in het buitenland wel een status verkrijgen, onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van gelijke gevallen, dan wel een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van deze gevallen.
5. De rechtbank ziet in wat door eiseres overigens naar voren is gebracht evenmin grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 september 2015, in de zaak C-89/14, ECLI:EU:C:2015:537.