In deze zaak hebben eisers, beiden van Somalische nationaliteit, op 23 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De aanvraag werd op 24 juni 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Na een periode van inactiviteit hebben eisers op 29 augustus 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 9 november 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 24 november 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit besluit binnen twintig weken na de bekendmaking van de uitspraak worden genomen. Tevens is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.