In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd op 16 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Eiseres heeft op 6 juni 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 9 november 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 23 november 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Indien er nader onderzoek nodig is, moet dit binnen twintig weken na de bekendmaking gebeuren. Tevens wordt verweerder opgedragen een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tot slot wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50.