ECLI:NL:RBDHA:2023:19997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een militair invaliditeitspensioen en de mate van invaliditeit

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de toekenning van een militair invaliditeitspensioen aan eiser, die een invaliditeit van 47,92% had en een hoger pensioen heeft aangevraagd. De verweerder, de staatssecretaris van Defensie, heeft het pensioen verhoogd naar een mate van invaliditeit van 50%. Eiser is van mening dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegewogen in deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 december 2023, na een zitting op 29 november 2023, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de impact van zijn posttraumatisch stressstoornis (PTSS) en andere lichamelijke klachten, in overweging genomen. Eiser betoogde dat zijn klachten zodanig zijn dat hij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsartsen is vastgesteld. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de onderbouwing van de verzekeringsartsen voldoende was en dat de scores die aan de verschillende beperkingen zijn toegekend, deugdelijk en consistent zijn onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser en dat de toekenning van de invaliditeitsscores niet in twijfel kan worden getrokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.H. Souren).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser laten weten dat zijn militair invaliditeitspensioen met ingang van 12 juli 2020 wordt berekend naar een mate van invaliditeit van 50%.
Bij besluit van 18 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2023. Eiser is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser ontving een militair invaliditeitspensioen op basis van een mate van invaliditeit van 47,92%. Hij heeft door middel van een formulier, dat verweerder op 12 juli 2021 heeft ontvangen, een hoger militair invaliditeitspensioen aangevraagd. Eiser heeft daarbij vermeld dat er sprake is van een posttraumatisch stressstoornis (PTSS). De klachten als gevolg daarvan zijn er nog steeds en dat hij in verband met de verergering van die klachten opnieuw in behandeling is. Tevens heeft hij aangegeven dat hij sinds 2017 lichamelijke klachten aan zijn voeten, benen, handen, armen, rug en schouders heeft.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de PTSS een mate van invaliditeit op de peildatum 12 juli 2021 veroorzaakte van 49,17% (afgerond 50%) en daarmee voldoende is gewaardeerd. Verweerder heeft daartoe verwezen naar het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 27 juni 2022 verricht door verzekeringsarts A. Meij (hierna: de primaire verzekeringsarts) en naar het commentaar van (bezwaar)verzekeringsarts R. Bhaggoe van 8 oktober 2022 (hierna: de bezwaarverzekeringsarts).
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Gelet op de lichamelijke en psychische klachten en beperkingen, die met elkaar verband houden, had er volgens hem moeten worden uitgegaan van een hogere mate van invaliditeit. Onder verwijzing naar de brief van Premium Healthcare Interventions (PHI) van 12 oktober 2021, betoogt eiser dat er een relatie bestaat tussen zijn lichamelijke klachten en de PTSS-gerelateerde klachten. Verder betoogt eiser dat uit de geneeskundige rapportage volgt dat hij geen huishoudelijke taken meer doet, nauwelijks nog sociale contacten heeft, nauwelijks het huis uit komt en niet sport of aan lichaamsbeweging doet. Eiser heeft zijn klachten toegelicht aan de hand van de beoordelingslijst.
Hoe oordeelt de rechtbank?
4. Niet in geschil is dat de lichamelijke en psychische klachten en beperkingen van eiser met elkaar verband houden. In het aanvullend verweerschrift van 16 november 2023 heeft verweerder toegelicht dat weliswaar geen apart dienstverband is aanvaard voor eisers somatische symptoomstoornis en andere gespecificeerde trauma en stressorgerelateerde stoornis, maar dat met de beperkingen uit dien hoofde wel rekening is gehouden bij het bepalen van de mate van invaliditeit, omdat die stoornissen kunnen zijn ontstaan vanwege eerdere kwetsbaarheid vanwege eisers PTSS.
5. Of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met deze beperkingen uit hoofde van de PTSS, zal de rechtbank betrekken bij haar oordeel over de scores die zijn toegekend door de primaire verzekeringsarts, gehandhaafd door de bezwaarverzekeringsarts, in de beoordelingslijst. De rechtbank ziet in dat eiser het zwaar heeft in zijn dagelijks leven. Het is echter (slechts) haar taak om te beoordelen of de toegekende scores - alle medische informatie in aanmerking genomen - deugdelijk, consistent en inzichtelijk zijn onderbouwd. [1]
6. Deze rechterlijke beoordeling leidt in dit geval niet tot de conclusie dat de onderbouwing van de scores door de verzekeringsarts tekortschiet. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringskundig onderzoek dat eiser heeft ondergaan zorgvuldig tot stand is gekomen. Het daarvan uitgebrachte onderzoeksrapport door de primaire verzekeringsarts en het in bezwaar gegeven commentaar en conclusies door de bezwaarverzekeringsarts zijn tot stand gekomen mede op grond van de informatie van de behandelaars van eiser. De toegekende sores bij de (sub)rubrieken zijn naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate te herleiden tot de daaraan voorafgaande beschouwingen en zijn deugdelijk onderbouwd.
7. De rechtbank merkt op dat aan de categorie huishoudelijke activiteiten score 3 is toegekend waarbij is toegelicht dat eiser alleen het hoogstnoodzakelijke doet. Naar het oordeel van de rechtbank strookt dit met het verslag van het onderzoek van 14 april 2022, waarin staat dat eiser heeft gezegd dat zijn partner bijna alles in de huishouding doet. Ten aanzien van sociale activiteiten waaraan eveneens score 3 is toegekend heeft de primaire verzekeringsarts toegelicht dat eiser een aantal sociale contacten onderhoudt met veteranen en familie. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit overeen met het verslag van het onderzoek van 14 april 2022 nu hierin staat dat eiser en zijn zus regelmatig bij elkaar komen en dat hij in een veteranengroep zit waarvan de leden elkaar bellen.
Eiser heeft voorts zijn medisch dossier ingebracht, maar zonder nadere toelichting geeft dit geen reden de door de verzekeringsartsen gemaakte inschatting van zijn invaliditeit op de peildatum in twijfel te trekken.
8. De stelling dat eiser nauwelijks het huis uit komt en niet sport of aan lichaamsbeweging doet, leidt op zichzelf ook niet tot het oordeel dat de onderbouwing van scores op de beoordelingslijst tekortschiet. De (sub)rubrieken van de beoordelingslijst betreffen niet deze punten als zodanig. Het door eiser overgelegde overzicht, dat niet specifiek betrekking heeft op de peildatum en neerkomt op een door hem ingevulde beoordelingslijst, maakt dat niet anders. Het bepalen van de mate van invaliditeit aan de hand van de beoordelingslijst dient, zoals daarbij uitdrukkelijk is vermeld, te worden ingevuld door een deskundig arts. Bovendien zijn de scores in deze beoordelingslijst niet met een medische onderbouwing gestaafd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:42.